In een appartementje in het bosrijke Baarn –waar hij geboren en getogen is– deelt de aanstaande dominee van de PKN zijn ervaringen. Voordat het vraaggesprek begint, drukt hij de interviewer iets op het hart. „Het gaat niet om mij, maar om die Ene Naam. Want voor je het weet heb je een interview over Ruben van Asselt.”

Een Bijbeltje ligt voor hem op tafel. Ruben praat rustig en weloverwogen. Hij zit in het eerste jaar van de driejarige master aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam, de predikantenopleiding. Drie jaar bachelor theologie aan de Universiteit Utrecht heeft hij al achter de rug.

Zondig hart
Waar hij als eerste tegenaan liep tijdens de studie? „Ik ben al duizend keer gestruikeld over mijn hart, mijn eigen zondige hart. Alle wetenschappelijke, atheïstische theorieën zijn bedacht door mensen, mensen zoals ik. Ze sluiten dus ook aan bij mijn hart.”

Zowel de bachelor als de master theologie kenmerken zich door een wetenschappelijke aanpak, vertelt Ruben. De Bijbel heeft weinig tot geen autoriteit. „Met de academische wereld heb ik dan ook een lastige verhouding. Het gaat enkel om objectief beschrijven, daardoor blijft het vaak bij analyses en probleemstellingen. De toepassing blijft uit. Als je het jodendom of de islam bestudeert, zou het mooi zijn als je daarbij inging op hoe je als christen deze mensen tegemoet kunt treden. Dat gebeurt niet. Daar gaan mijn handen van jeuken. Je verdiept je in hun bronnen, dat biedt toch ook aanknopingspunten voor evangelisatie? Bij meer vakken ontbreekt de toepassing. De academische wijsheid en wetenschap laat daarmee de gewone man en vrouw in de kou staan.”

Volgens een veelgehoorde opvatting dienen wetenschappelijke beschrijvingen neutraal te zijn. Terwijl er soms een oordeel nodig is, stelt Ruben. „Hoewel we als mens niet alles en iedereen hoeven te veroordelen, verwerpt de Schrift duidelijk alle afgoderij, dus ook bijvoorbeeld het humanisme of de islam. In christelijke kring klinkt overigens ook steeds meer de roep om niet te oordelen. Toch staat het Woord vol van oordelen. Met de Schrift in de hand moeten we dingen soms radicaal afwijzen.”

In hoeverre de opleiding theologie (godgeleerdheid) mag heten? Een lastige vraag, vindt Ruben. „Pas als God centraal staat, kun je het theologie noemen. Dan luisteren we op alle terreinen naar Zijn stem. Dat mis ik wel, de mens staat te veel centraal.. Ondertussen zie ik twee tendensen. Allereerst zie je onder met name christenen in Amerika dat men precies denkt te weten wat God zegt. Denk maar aan boektitels die beginnen met ”How to”. Anderzijds zie je in academische kringen de trend om te zeggen dat we de waarheid toch niet kunnen kennen. Ondanks deze tendensen moeten we leren op de knieën te gaan om te luisteren naar Gods stem. Om zo te zoeken naar en te bidden en vragen om de Waarheid.”

Ruben ziet dat de Nederlandse kerk in een staat van doodsheid en Christusloosheid verkeert. Van nood daarover merkt hij veel te weinig in de kerk en op de opleiding. „We zouden samen in het stof moeten liggen om de Heere te smeken om een weerkeer.” De pluriformiteit in de kerk waarderen doet Ruben niet. „Het gaat niet om de veelkleurigheid. Want het gaat niet om ons, het gaat juist om die Éne, om Christus. Ondertussen is er van veelkleurigheid geen sprake. In werkelijkheid lijkt het er meer op dat men elkaar tegenspreekt, de een zegt zwart, de ander wit, de een zet een streepje, de ander gumt dat uit.”

Het klaagt Ruben aan dat de Naam van Christus te weinig hoog wordt gehouden onder studenten en docenten. „Hoe vaak heb ik Hem zelf niet verloochend door niet van Hem te spreken? Net als een Petrus. Als studenten praten we over alles, maar hebben het zelden over die Ene Naam onder de hemel gegeven tot redding en behoud. Je bent pas werkelijk theoloog als je vol bent van Christus, vol van de genade in Hem. Je mag academisch en wetenschappelijk kundig zijn, maar als het goed is, zit iedere theologiestudent op twee scholen: niet alleen op de universiteit –waar je steeds een groep vooruitgaat–, maar ook op de school van vrije genade – daar ga je juist telkens een klas achteruit.”

Mijn Rotssteen
Ruben wist wat hem te wachten stond toen hij theologie ging studeren. Toch weerhield het hem niet de studie te volgen. „Vanwege de roeping van de Heere wil ik ook niet anders. Ik wist dat het niet makkelijk zou zijn en voelde direct dat ik het niet alleen kon. Hij helpt ook door!” Hij citeert Psalm 140:7, berijmd: „O Heer’, mijn Rotssteen, mijne Sterkte...” Ondertussen strekt hij zijn handen uit en komt er een glimlach om zijn lippen. „Gij hebt mij steeds tot heil verstrekt, en in den strijd, waar ’t elk bemerkte, mijn hoofd als met een schild bedekt.”
Als toerusting leest de 23-jarige veel. Puriteinen, zoals Spurstowe, Gray, Boston en Owen. Maar vooral: de Bijbel. „Dat is voedsel! Ik lees meer náást mijn studie dan vóór mijn studie. Een paar jaar geleden pakte ik nog wel eens apologetische boeken, maar ik kom steeds meer bij dat ene Woord van God terecht.”

Ruben heeft tijdens de studie ook veel steun aan goede vrienden. „Op de theologieopleiding verwachtte ik vooral gereformeerde jongens aan te treffen, maar daarin raakte ik teleurgesteld. Toen heb ik de Heere gevraagd om vrienden.” Blij: „En die geeft Hij dan ook. Echt waar! Studiegenoten met wie ik samen kan bidden en Bijbellezen.”
Als je geen goede reden hebt, moet je geen theologie gaan studeren, vindt Ruben. „Wanneer je een roeping hebt of je Hebreeuws wilt leren, kan het. Maar als je het wilt doen om de God te leren kennen, dan kun je beter de Schrift gaan lezen.”

Ruben raadt andere studenten aan om de Heere te vragen om echte vrienden. „Mensen die je helpen, vertroosten, maar ook vermanen en wijzen op gevaren. En het belangrijkste is –wat ik al noemde– dat je ook op die andere school zit: daar waar je zelf steeds minder wordt en de Meester steeds meer.”

Dit is het tweede deel in een serie met reformatorische studenten over de verandering en de (ethische) vragen die zij ervaren tijdens hun opleiding. Vandaag: theologie. Lees hier deel 1. Klik hier voor het dossier.