Ze zijn al begonnen voor de maaltijd, schrikt assessor Maarten van Ginkel. Een minuut eerder vulde het geroezemoes van tientallen binnenstormende studenten de ruimte, maar nu is het geluid weggestorven. „We moeten een smoes verzinnen voordat we mogen aanschuiven. En onthoud, geen telefoon, niet eten tot de persoon rechts van je ook te eten heeft en wanneer de tafelpraeses staat, laat je het bord onaangeroerd.” Is dat alles? „Nee, maar dit is het belangrijkste.”

Leden van de kookcommissie –de Rotterdamse dispuut van de CSFR telt „meer dan zeventien commissies”– serveren kleffe macaroni op een plastic bord. Daarna volgen ijs met cake en kruidnoten. Geserveerd op een ovenrooster. De tafelpraeses staat en zwaait met een spatel, dus de cakes blijven onaangeroerd. Alleen het ijs mag worden gegeten. Omdat het „zelfreducerend” is.

De tafelvoorzitter draagt boven zijn pakjas een oranje sjerp. Daarop prijken de letters t en p. Vanaf het hoofd van de tafel kan hij de ruimte overzien. Een lid gaat staan. „Wilt u het woord, amice?” vraagt de tafelpraeses. Een knik. „U heeft het woord.” „Dank voor het woord, meneer de tafelpraeses. Ik zag een amicus praten terwijl u stond. Ik stel voor passende sancties te treffen.” De tafelpraeses wendt zich tot de student die plotsklaps in het middelpunt van de belangstelling staat. „U mag uw bord meenemen en in het dichtstbijzijnde bushokje verder eten.”

De dresscode is vanavond, net zoals bij alle plenaire bijeenkomsten van de CSFR, jasje-dasje voor de heren, rokje-hakje voor de dames. De sfeer van het gebouw van de sociëteit Alveus Dei aan het Eendrachtsplein in Rotterdam –normaliter de uitvalbasis van de christelijke studentenvereniging Navigators– vormt een schril contrast met het chique geklede gezelschap. Een scheefhangend staatsieportret van koning Willem-Alexander en koningin Máxima valt net niet uit het lijstje. De wanden van de ruimte zijn rood, paars en geel. En bedekt met kauwgom. Een traptrede wordt op z’n plaats gehouden met duckttape.

Strijd

De 738e vergadering van het Rotterdamse dispuut van de studentenvereniging CSFR is een feit. Het vijfkoppig bestuur neemt na de maaltijd plaats voor in de zaal. Twee tafels zijn versierd met een rood laken. Daartussen staat de lessenaar van praeses Corstiaan Anker. Hij is de eindbaas van de Rotterdamse afdeling van de CSFR.

Aan de tafel rechts van hem zitten twee mannen. De assessor is de rechterhand van Anker en de fiscus houdt zich bezig met alles wat met geld te maken heeft. Aan de linkertafel zetelen de abactis en de vice-abactis. Deze twee vrouwen zijn verantwoordelijk voor de interne en externe contacten, de notulen, de ledenadministratie en de aansturing van de commissies. Alle vijf de studenten zijn wekelijks zo’n twintig uur bezig met het besturen van de Rotterdamse afdeling.

Het Rotterdamse dispuut Ichthus is de grootste afdeling van de negen disputen die de Civitas Studiosorum in Fundamento Reformato rijk is. De Rotterdammers hebben de naam relatief conservatief te zijn. Zelf verklaart het bestuur dat dit komt door het grote aandeel Zeeuwen –doorgaans behoudend volk– dat in Rotterdam studeert.

Assessor Van Ginkel opent de vergadering en leest Romeinen 7 uit de Herziene Statenvertaling. Over de inwendige geestelijke strijd. „Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.” Van Ginkel: „Ik zit, zoals een goed christen betaamt, iedere week in de kerk. Tegelijk ben ik net zo geseculariseerd als de gemiddelde Rotterdammert”, zegt hij na de Schriftlezing. „Als ik Augustinus zou vragen wie ik ben, zou hij zeggen: u bent wat u verlangt. In mij vechten de verlangens naar de Bijbel en bol.com om voorrang. Ik moet er alert op zijn waardoor ik me laat beïnvloeden, welke lucht ik inadem. Mijn hart wordt verscheurd door het gevecht.” Tot besluit adviseert hij de toehoorders: „Laat je verlangen vormen door naar de kerk te gaan, te zingen en met elkaar te spreken over God.”

Een lid bespeelt de piano. Het geluid golft uit de twee speakers en Psalm 86 vers 6 en 8 worden uit volle borst gezongen. Daarna galmt het door de sociëteit: „Wat men hoor’ of zie op aard’, is ons kost’lijk hart niet waard.”

Loftrompet

De studenten zitten een uur of drie op hun stoel als agendapunt 5 van 17 is aan de beurt. Een aantal leden neemt afscheid, waaronder de blonde Anne-Co. „In tegenstelling tot het vooroordeel ging ik kerkelijk links de vereniging in en kwam ik er rechts weer uit.”

Commissies rapporteren over hun werk. Onder het tl-licht lijkt iedereen de tijd te vergeten. „Waarom is dat vakje geel?” wil een van de leden weten als de fiscus vragen over de commissiebegroting beantwoordt. Zingend wordt een tweede commissie bedankt. Tientallen civieten galmen: „Men blaast de loftrompet. Dank voor uw inzet, tijd en vlijt, ’t blijft niet onopgemerkt.”

De leden die niet in jasje-dasje of rokje-hakje zijn verschenen, moeten pontificaal voor de bestuurstafel een boetelied zingen op de wijs van het Wilhelmus. „Rebelse Ichthianen, wij deden niet als ’t hoort.” De menigte antwoordt in een klaaglied. „Wij volk van goede zeden, verdragen dit niet meer.”

Agendapunt 9 is een open agendapunt. „Dit punt staat op het punt de helft van haar betekenis te verliezen omdat het zo dadelijk zal worden ingevuld”, introduceert praeses Anker het thema christelijke vrijheid. Oudste Ardjan legt uit wat het thema betekent vanuit de grondslag van de CSFR. De vijfdejaars put daarbij uit de brief aan de Galaten en de Romeinen. „Christelijke vrijheid is verworven door het offer van Christus. Hij maakt ons vrij om vrijwillig God te dienen. Dat is dus geen vrijheid om naar eigen goeddunken te handelen. Dat is gebondenheid aan egoïsme. Christenen geven zich niet over aan de grootsheid van het leven, maar aan de Vader.”

Excelleren

Dan wandelt vijfdejaarslid Marylien naar het podium en leest haar brief voor. Ze ziet dat leer en leven bij studenten de afgelopen jaren steeds verder uit elkaar groeit. „Ik drink ook weleens een wijntje te veel en vind een drankspelletje ook leuk. Maar ik wil ook graag een leven met God leven en dat is daarmee niet te combineren. Wat vindt u ervan dat we soms een borrel afsluiten en sommige civieten nog net niet naar huis hoeven dragen? Wat vindt u ervan dat sommigen op weekenden tot laat doorfeesten en dan de volgende ochtend in de kerk slapen?”

Het bestuur van het dispuut aarzelde vooraf of ze –omdat er over drank wordt gesproken– een journalist moest toelaten tot de vergadering. „Uiteindelijk hebben we uit volle overtuiging besloten het te doen, omdat deze thematiek de hele gezindte raakt. We proberen in alle oprechtheid het gesprek erover aan te gaan en elkaar in liefde te vermanen. Overigens komt dronkenschap op onze vereniging nagenoeg niet voor.”

„Drinken hoort bij je studententijd”, meent Marylien. „Het is gezond om grenzen te verkennen. Dan realiseer je dat je die ene borrel beter niet had kunnen doen. De Bijbel verbiedt alcohol ook niet, maar dronkenschap wel. Paulus zegt in Efeze: word niet dronken in de wijn, maar in de Geest. Wij Rotterdammers willen de beste zijn. Maar willen we excelleren in alcoholgebruik of in christen-zijn?” In haar zebrajurk verlaat ze het podium. Het applaus na haar toespraak duurt langer dan anders.

Het bestuur maakt van de gelegenheid gebruik om te peilen hoe de leden denken over alcoholgebruik. Leer en leven lopen op het dispuut Ichthus teveel uiteen, vinden 48 van de 74 aanwezige leden. Het is voer voor een gesprek.

Een dame valt Marylien bij: „Als we een weekend weggaan en tegen elkaar zeggen: laten we de beheerder van het pand niet vertellen dat we christelijk zijn om het imago van het christendom niet te beschadigen, zijn we verkeerd bezig.” Een heer staat op en nuanceert: „De Bijbel staat ook vol met mensen die fouten maken. Ik ben mens, heel gebrekkig. Excessen moeten we zien te voorkomen, maar laten we elkaar ook vooral in liefde vermanen.”

Vloerpizza

Inmiddels staan er zeven mensen die wat willen zeggen. Een eerstejaars krijgt het woord. „Toen ik hier binnenkwam, verbaasde het me hoeveel er werd gedronken. Het bier wordt gewoon in je handen geduwd.”

Een lid uit de raad van Oudsten reageert. „De CSFR bevindt zich op het kruispunt van het heilige en het ontspannende. Ik liet in het verleden het ontspannende, een borrel, boven het heilige, de Bijbelstudie, prevaleren. Ik ben als ouderejaars weleens een verkeerd voorbeeld geweest.” Twee jongens vinden dat alcoholgebruik op de vereniging „nu wel heel erg wordt gehekeld.” „Het gaat toch om je totale levenswandel?”

Inmiddels zitten de meeste aanwezigen –met twee pauzes van een kwartier– nu een uur of zeven op hun stoel. Een jongen in zwarte colbert en een slordig snorretje spreekt als een van de laatsten: „Ik wil eerst even zeggen dat ik een groot zondaar ben. Maar de discussie lijkt nu te gaan over hoe ver je kunt gaan met alcohol. Maar moet je de grens opzoeken, of wil je als christen radicaal anders zijn?”

Nog een uur later is er een peiling over de vraag of er een peiling moet worden gehouden. De praeses begint te hakkelen. „Het is vrij lastig om kort samen te vatten wat we hebben besproken. Maar wat gaan we ermee doen?” Een dame heeft een oplossing. „Ik hoor vaak verhalen over mensen en hun excessen. Die en die heeft gebarft in de soos. Maar je moet geen kwaad gerucht verspreiden over mensen. Daarmee normaliseer je de situatie ook nog eens.” Een andere student, die zegt „ook weleens een vloerpizza te leggen”, is blij dat overgeven na alcoholmisbruik als een uitspatting wordt gezien. „Dat zou je positief kunnen duiden.”

Een volgende vrouw wil een nieuw betalingssysteem invoeren, zodat biertjes niet langer op rekening worden besteld. „Dan voel je er tenminste iets van.” De jongeman in het zwarte colbert noemt het symptoombestrijding. „Het gevaar schuilt in uw en mijn hart. We moeten ons hart op Christus richten en bidden: „Leer mij naar Uw wil te handelen.” Dan zullen we in Zijn waarheid wandelen.”

De praeses sluit het agendapunt. „Op Ichthus moeten we elkaar opscherpen op het gebied van de levenskunst. Dit is een vorm van echte vriendschap, ware amicitia.”

Gebedspunten

Weken later. Voorafgaand aan de 740e vergadering van het Rotterdamse dispuut van de CSFR is er opnieuw macaroni. De themacommissie heeft het halfjaarlijkse thema vastgesteld op ”Ben ik mijn eigen baas?” De vraag vanavond is of mensen onafhankelijk rationele keuzes maken, of dat die keuzes sterk worden beïnvloed door opvoeding en ervaring. Of gaat het zelfs zo ver dat mensen hun brein zíjn, zoals neurowetenschapper Dick Swaab stelt.

Met de uitnodigingsmail stuurde de commissie vooraf leesvoer mee. Bijna de helft van de aanwezigen zegt die literatuur ook daadwerkelijk te hebben bestudeerd. Belangrijk, vindt het bestuur. De studenten moeten beslagen ten ijs komen als de spreker, lang niet altijd iemand uit de reformatorische achterban, komt uitleggen hoe de wereld volgens hem of haar in elkaar zit. „In de confrontatie vindt de vorming plaats”, noemen ze dat op de CSFR.

De fiscus opent de vergadering. „Wij hoeven onszelf door onze eigen keuzes niet te bewijzen als autonome mens, maar mogen in plaats daarvan geloven dat wij van intrinsieke waarde zijn voor God, door het werk van Zijn Zoon. Van Hem Die in eeuwigheid alles en in allen zal zijn.” Dan volgt gebed. Studenten gaan staan als ze gebedspunten willen aandragen. Een student wil bidden voor de zwervers omdat het zo koud is buiten, nummer twee wil danken voor de gasten die aanwezig zijn en een derde vraagt voorbede voor mensen die kampen met psychische problemen. Het bestuurslid krabbelt de gebedspunten op een kladblok.

De lector, dr. Niels van Miltenburg, is onder de indruk van de woorden uit 1 Korinthe 3. „Als iemand onder u denkt dat hij wijs is in deze wereld, laat hij dwaas worden, opdat hij wijs zal worden”, las de fiscus toen hij de vergadering opende. „Misschien is dat wel waar”, meent de doctor in de filosofie, verbonden aan de Universiteit Utrecht.

Spookje

De blonde krullen van de dertiger deinen mee op het ritme waarmee hij voor de groep heen en weer loopt. Deze thema-avond laat hij de studenten nadenken over de vrije wil. De filosoof heeft net uitgelegd dat hij verdedigt dat een mens, wanneer die door de tuin wandelt, zelf kan beslissen of hij het linker- of het rechterpad inslaat. En dus is hij geen aanhanger is van het determinisme, waarbij het leven wordt voorgesteld als een kaarsrechte eenrichtingsweg waarbij alles al is bepaald.

„Er wordt weleens gedacht dat God al heeft vastgelegd hoe alles moet gebeuren. Dat er daarom geen vrije wil is”, legt de hoogleraar uit. Maar ook volgens Dick Swaab, de auteur van ”Wij zijn ons brein”, is de vrije wil een „plezierige illusie.” Van Miltenburg gelooft dat er meer is dan materie. „Maar we zijn ook geen spookje dat ergens in onze hersenen alles bestuurt.”

De eerste vraag wordt traditiegetrouw gesteld door een eerstejaars. „Dank voor het woord, meneer de praeses. Zou u de lector willen vragen of hij onderscheid maakt tussen het bewuste, het onderbewuste en de vrije wil?” Van Miltenburg komt achter zijn lessenaar vandaan en geeft antwoord terwijl hij –in spijkerbroek– voor de groep heen- en weer wandelt. „Dat doen filosofen graag.”

„Wat vindt u van het idee dat mensen geroepen zijn tot iets hogers?” wil Maurits weten. Voordat de wetenschapper antwoordt, moet hem eerst iets van het hart. „Ik ben katholiek opgevoed, maar inmiddels atheïst. Ik weet niet wat er voor jullie erger is.” Hij heeft de lachers op zijn hand. „Voor jullie is goed en fout theoretisch gezien veel makkelijker”, meent Van Miltenburg. „God bepaalt dat. Voor een atheïst is het een uitdaging om antwoord te geven op de zin van het leven, of de vraag waar goed en kwaad vandaan komt. En ik moet begrijpen hoe materie denkend kan zijn.”

„Wij zijn allemaal gelovig”, vertelt een nieuwe student die opstaat. „Wij geloven dat er een God boven ons staat Die in principe alles heeft bepaald. In hoeverre is het idee van een vrije wil volgens u te combineren met het geloof in een almachtig God?” Van Miltenburg denkt dat het kan. „Als je gelooft dat God alwetend is, hoeft Hij de toekomst nog niet te kennen. Misschien kan Hij wel uitrekenen hoe waarschijnlijk het is dat iets gebeurt, maar de toekomst is nog niet gebeurd. Die valt in principe niet te kennen.”

„Waar komt goed en kwaad vandaan”, wil een van de laatste vragenstellers weten. Voor het eerst is de filosoof even stil. „Voor een plant is het goed als hij water en zonlicht krijgt. Dat valt niet te betwisten. Een bij is een goede bij als hij zijn taak in een kolonie waarneemt. Maar voor mensen is goed en kwaad gecompliceerder. Omdat we kunnen denken.”

Goudvis

De hal van het studentenhuis waar zes CSFR-leden enkele weken later bij elkaar komen om te „kringen”, is hoog, maar smal. En donker. De gastheer leidt zijn bezoek door het duister twee steile trappen op. Een deur door, een ruimte van zo’n vijf bij zes meter in.

De wanden zijn vergeten wanneer ze voor het laatst een sausje kregen. Op de plek waar eens een lamp hing, steken draden uit plafond. Ze zijn geknoopt aan een ledbord met felle blauwe en groene lampjes. De rode lichtknopjes vormen het woord BAR.

Naast het bord prijkt een poster met Daenerys Targaryen, een personage in de populaire televisieserie Game of Thrones. De vrouw bezit onder meer draken. Naast haar prijkt de glimlachende Polina Abdoulina, een Russische danseres.

Een grote smart-tv staat onder de portretten. Op het scherm zal vanavond niet worden gegamed, maar worden eeuwenoude literaire teksten getoond. Voor dat alles werkelijkheid wordt, zullen de gasten –volgens goed CSFR-gebruik– met elkaar eten.

Het is geen officieel dispuutshuis waar de jongeren vanavond bij elkaar komen. Zo’n huis moet minimaal drie CSFR-leden herbergen, in het bezit zijn van een krantenabonnement en de ”Institutie” van Johannes Calvijn. Ook moet het huis een goudvis hebben.

Existentialisme

„Weet jij nog een recept met pasta en garnalen?” vraagt de geagiteerde gastheer aan een huisgenoot. De CSFR’er die hem zou helpen met het gerecht, laat op zich wachten. Zelf laat de kok ’s avonds liever maaltijdservice Thuisbezorgd aanrukken. Groenten eet hij in het weekend wel weer bij zijn moeder. „Dat je zo kan leven”, zegt een van zijn kringgenoten verwonderd.

Als zijn kookmaat vijftig minuten na de afgesproken tijd arriveert, staat het eten binnen een mum van tijd op tafel. Ondertussen legt de leider van de kring ”Kierkejevski” –een samentrekking van de schrijversnamen Kierkegaard en Dostojevski– uit wat de studenten in deze setting met elkaar doen. Corstiaan Anker, praeses en leider van deze kring: „We bestuderen het vroege existentialisme. Dat is een filosofische stroming die zegt dat het bestaan zinloos is. Wij worden sterk beïnvloed door die gedachte. „Work hard, play hard” en „Je moet er het beste van maken” zijn gangbare opvattingen in onze maatschappij. Anders heeft het leven geen zin.” „Zullen we beginnen?” vraagt een van de jongens ongeduldig. „Ik wil wel om negen uur klaar zijn, want dan begint een wedstrijd in de UEFA Champions League.”

„De christelijke filosoof Kierkegaard is een van de grondleggers van het idee dat het menselijk bestaan zinloos is”, stelt Corstiaan. „Alleen het geloof geeft het leven zin, was zijn conclusie. Latere existentialisten gooiden die christelijke elementen overboord. Als we voldoende bagage hebben op de kring, bestuderen we op een later tijdstip misschien de existentialistische filosoof Sartre wel.”

Op het scherm is nu een eeuwenoude tekst geprojecteerd. ”Een droom van een belachelijk mens” uit 1877 van de Russisch-orthodoxe Fjodor Dostojevski. Hij leefde twee eeuwen geleden. Ook krijgen de studenten ”De idee om voor te leven en sterven” uit 1835 van Søren Kierkegaard voor de kiezen. Het zijn 35 kantjes die de studenten ter voorbereiding op de studiekring moesten lezen. De teksten worden vergezeld van elf vragen. Van „Welke maatschappijkritiek zit in deze tekst verborgen?” tot „Is er in wat de man in het verhaal van Dostojevski zo graag wil een link te leggen naar de oneindige resignatie van Kierkegaard?”

De teksten van theoloog Kierkegaard worden vaak gelezen op de CSFR-kring. „Hij was een zwaarmoedige denker”, stelt Anker. „Ik ben op zoek naar het ideaal om voor te leven en te sterven, zei hij op z’n tweeëntwintigste. Dat is de leeftijd die wij nu ongeveer hebben.”

 

Verklarende woordenlijst

praeses: voorzitter

assessor: tweede voorzitter

fiscus: penningmeester

abactis: secretaris

vice-abactis: commissaris

amicus/amica: vriend of vriendin, aanspreekvormen

amicitia: vriendschap, gezelligheid

sociëteit: verenigingsgebouw

civieten: leden van de studentenvereniging (civitas)

dispuut: plaatselijke afdeling van de landelijke studentenvereniging

 

Over de CSFR

De centrale eindexamens zijn voor havo- en vwo-scholieren achter de rug. Veel van hen die slagen zullen volgend jaar de collegebanken van hbo-instellingen en universiteiten bevolken.

Reformatorische studenten sluiten zich geregeld aan bij een studentenvereniging met hun levensbeschouwing. De christelijke studenten kiezen vaak –zonder volledig te willen zijn– voor een van de volgende verenigingen.

Civitas Studiosorum in Fundamento Reformato (CSFR) is een christelijke studentenvereniging met een gereformeerde grondslag. Ze onderschrijft de Drie Formulieren van Enigheid. De vereniging heeft afdelingen, disputen, in de studentensteden Amsterdam, Delft, Eindhoven en Tilburg, Groningen, Leiden, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht en Wageningen. Ze heeft circa 800 leden

Depositum Custodi (DC), Latijn voor bewaar het pand, wordt in 1986 opgericht door drie oud-CSFR studenten die „bezorgd zijn over de koers die op sommige CSFR-disputen wordt gevaren.” Ze heeft circa 100 leden.

De reformatorische vereniging Solidamentum heeft kringen in Ede, Gouda en Zwolle. Semper Fidelis is een studentenvereniging in Gouda. In Enschede zit de reformatorische studentenkring RSK Enschede. De RSK heeft banden met de CSFR.

Ook zijn er GerGemkringen, uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten. De studentenvereniging Navigators heeft een algemeen christelijk karakter.