Natuurlijk valt niet te ontkennen dat het huidige leenstelsel een verslechtering betekent ten opzichte van de oude situatie. De in 1985 ingevoerde basisbeurs voorzag in een royale maandelijkse toelage en maakte geen onderscheid tussen studenten van arme of rijke ouders. Tegelijkertijd kan worden vastgesteld dat de betaalbaarheid van een dergelijk systeem op termijn een punt van discussie zou worden.

Theoretisch is het mogelijk dat er straks jonge mensen uit het hoger onderwijs stromen met een schuld van 35.000 euro als een molensteen om hun nek. Wie tijdens zijn vervolgopleiding een levenspartner ontmoet, loopt zelfs het risico om te starten met een gezamenlijke schuld van 70.000 euro. Zo’n achterstand valt nauwelijks in te lopen.

Toch valt op dit schrikbeeld wel het een en ander af te dingen, te beginnen bij de onjuiste vaststelling dat studeren vroeger altijd gratis was. Dat klopt wellicht wanneer je niet verder terugkijkt dan 1985, maar geldt nadrukkelijk niet voor de generatie daarvóór. Op deze plek meldde ik eerder al dat ik aan mijn universitaire opleiding een studieschuld overhield van 20.000 gulden en daarmee was ik geen uitzondering.

Wanneer je een bedrag van 20.000 gulden, rekening houdend met inflatie, netjes omrekent naar hedendaagse euro’s kom je uit op iets meer dan 16.000 euro. Dat zal ongetwijfeld kloppen, maar geeft tegelijkertijd een vertekend beeld. Op de toenmalige woningmarkt bijvoorbeeld was de koopkracht van 20.000 gulden oneindig veel groter dan van 20.000 euro nu. In die zin vormde die studieschuld van toen zelfs een veel grotere belemmering op de weg naar volwassenheid en financiële zelfstandigheid.

Daar komt bij dat een studieschuld van 35.000 euro niet zomaar uit de lucht komt vallen en ook niet klakkeloos kan worden toegeschreven aan de omstandigheden of aan overmacht. Om dat te illustreren, zal ik hieronder een rekenvoorbeeld noemen dat ik recentelijk heb doorgenomen met mijn jongste, nog thuiswonende zoon van 18. Deze volgt een mbo-opleiding en is voornemens daarna de overstap te maken naar het hbo. In totaal zit hij straks acht jaar in de schoolbanken.

Naast een ov-kaart ontvangt hij maandelijks een aanvullende beurs, waarvan de hoogte is gekoppeld aan het belastbare inkomen van zijn ouders. Verder heeft hij een bijbaan bij een supermarkt waarmee hij zijn studietoelage aanvult. Voor rekening van zijn ouders komen collegegeld en studiemateriaal, plus een maandelijks toelage van vijftig euro. Daarnaast woont hij ‘gratis’ thuis.

Zou hij elke maand 200 euro opzij weten te zetten, dan heeft hij na zijn eerste opleiding 10.000 euro bij elkaar gespaard en na de tweede maar liefst 20.000. Zou hij er in slagen om dat maandelijkse spaarbedrag te verdubbelen, dan kan hij straks op zijn 25ste aan zijn werkzame leven beginnen met niet minder dan 40.000 euro op de bank. In die zin heb je ook vandaag de dag als student soms de keuze tussen het opbouwen van een positief saldo van 35.000 euro of het aangaan van een schuld van dezelfde omvang.