"Wij waren hechte vrienden, Corné en ik. Omdat onze moeders bevriend waren, speelden we al vanaf ons tweede jaar met elkaar. We groeiden samen op in Wijk en Aalburg. We hielden allebei van avontuur. Daarom konden we denk ik ook zo goed met elkaar opschieten. Toen ik verhuisde naar Gouda, bleven we vrienden. We kwamen elke vakantie bij elkaar, we belden wekelijks. Corné was een echte vriend. Een jongen op wie ik nooit boos kon worden, met wie ik alles samen deed.

Op 21 december 2006 ging ik 's avonds naar bed, zoals altijd. Ik wist niet dat Corné ziek was. Hij had griep, meer niet. Maar niemand wist van de vreselijke ziekte van Addison die hij onder de leden had. Daardoor kan een griepje dodelijk zijn. De huisarts was ongerust, en adviseerde de ouders van Corné om hem naar het ziekenhuis te brengen. Onderweg leek hij rustig in slaap te vallen, tegen z'n moeder aan. Maar hij is nooit meer wakker geworden. Hij overleed, in de auto, in de armen van z'n moeder. Ik wist nog nergens van.

De dag erna begon voor mij zoals altijd. Ik wachtte om zeven uur beneden op mijn ouders. De telefoon ging. Ik pakte op. Met opa, uit Wijk en Aalburg. Met trillende stem vroeg hij of hij mama kon spreken. Onder aan de trap luisterde ik. Ik vergeet het nooit meer."

Harm-Jan zwijgt en staart naar buiten, waar kinderen spelen in een rustige, Goudse straat. Zijn ogen worden vochtig.

"Ik hoorde ze zeggen: Corné dood? Het was alsof ik een klap in m'n gezicht kreeg. "Dat kan niet!" schreeuwde ik, "Dat kan helemaal niet." Maar het wás zo. Of ik wilde of niet, hij was gestorven. Mijn beste vriend leefde niet meer. Hij was er niet meer. De dagen erna drong het nog niet tot me door. Pas toen ik hem zag liggen in de kist, toen hij begraven was, geloofde ik het. Ik heb verschrikkelijk gehuild.

Ik ben na het overlijden van Corné ontzettend gaan piekeren. Ik kon maar niet begrijpen waarom hij moest sterven. Waarom, waarom, waarom? Die vraag tolde almaar door m'n hoofd. Ik was vreselijk boos op God.

Ik praatte niet over mijn verdriet. Ik probeerde het overdag weg te stoppen, achter stoer gedrag. Ik deed steeds onverschilliger. Ik wilde niet meer in God geloven. 's Nachts lag ik er uren van wakker.

Begin dit jaar liep ik vast. Ik wist niet meer waar ik heen moest met m'n verdriet. Een leraar op school vroeg of hij met me kon praten. Hij was bezorgd over me, net als m'n ouders. Ik heb alles, alles eruitgegooid. Hij luisterde heel goed naar me en adviseerde de rouwverwerkingsgroep van De Vluchtheuvel. Ik greep het met beide handen aan.

Nu, een half jaar later, ben ik dankbaar voor de rouwgroep. Ik heb er geleerd over m'n verdriet te praten. Vooral met m'n ouders. Ik heb veel aan de gesprekken met hen. Ik durf nu ook te huilen om het verlies van Corné.

Waarom het gebeurd is? Ik denk dat God vaak een weg gaat die wij niet begrijpen. Geen mens kan het antwoord geven op de waaromvraag.

Mijn advies aan iedereen die verdriet heeft: praat erover. Met je ouders, met je vrienden, met een leraar. Dat is zo belangrijk. Dat wilde ik eerst niet, maar het heeft me uiteindelijk geholpen. Daardoor liggen de puzzelstukken voor mij nu op z'n plaats. Al blijft de gedachte aan mijn beste vriend verdrietig."


Dit is het tweede deel in een serie over rouwverwerking. Zaterdag het slot: Gosine Roeland en Annelies van Horsen over hun proces van rouwverwerking.