Dat blijkt uit het jaarlijkse rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd over de Wet afbreking zwangerschap dat minister De Jonge (VWS) donderdag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Ook de zogeheten abortusratio, het aantal afbrekingen per 1000 levendgeborenen, steeg en wel van 159 naar 164. Oorzaak van die stijging is dat het toenemende aantal abortussen zich voordeed in combinatie met een dalend geboortecijfer, aldus het jaarrapport.

Het aantal zwangerschapsafbrekingen bij tieners daalde in 2018 ten opzichte van 2017 met 138, tot 2.520. De in 2002 ingezette, dalende lijn zet zich daarmee voort. De meeste zwangerschapsafbrekingen vonden (absoluut en relatief gezien) plaats bij vrouwen in de leeftijdscategorie 25 tot 30 jaar. Uit de jaarrapportage 2018 blijkt verder dat ruim 35 procent van de vrouwen eerder een zwangerschapsafbreking had ondergaan.

Via twee gerichte maatregelen wil het kabinet proberen het aantal herhaalde zwangerschapsafbrekingen terug te dringen, aldus De Jonge. Allereerst is de Subsidieregeling voor abortusklinieken met ingang van dit jaar verhoogd, zodat deze instellingen de ruimte hebben om een deel van de kosten van het plaatsen van een spiraaltje te vergoeden. Het aanscherpen van de abortusleidraad voor huisartsen moet er verder toe leiden dat de informatievoorziening aan onbedoeld zwangere vrouwen wordt verbeterd, én dat huisartsen deze vrouwen na een abortus proactief volgen „en adequate zorg verlenen indien daartoe behoefte of aanleiding bestaat.” Daaronder valt ook het doorverwijzen naar gespecialiseerde hulpverlening, aldus De Jonge.

Het aantal zwangerschapsafbrekingen na prenatale diagnostiek steeg van 1152 naar 1211.

De Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV) noemde de groei van het aantal abortussen buitengewoon schrijnend en ronduit zonde. „In de meest letterlijke betekenis van het woord”, aldus directeur D. van Dijk. „Nooit mogen wij erin berusten dat in ons land ieder jaar opnieuw de toekomst van zoveel kleine mensjes wordt doorgeknipt”, stelt hij. De NPV is positief over het aantal afgenomen tienerzwangerschappen, maar vindt het zorgelijk dat de meeste zwangerschapsafbrekingen plaatsvonden bij vrouwen in de leeftijdscategorie 25 tot 30 jaar.

„Ook de stijging van zwangerschapsafbrekingen na prenatale diagnostiek baart de NPV zorgen”, stelt Van Dijk. „Het gaat hier om gewenste zwangerschappen die door actief aangeboden prenataal onderzoek aan alle zwangeren veranderen in ongewenste zwangerschappen. Welke afwijkingen voor ouders reden zijn om de zwangerschap af te breken, is momenteel niet inzichtelijk. Ook is er geen controle of en hoeveel foutpositieve uitslagen er zijn en hoeveel kinderen dus onnodig geaborteerd worden. De NPV vindt dit onaanvaardbaar.”

Directeur Kees van Helden van prolifeorganisatie Schreeuw om Leven zegt het in een reactie opmerkelijk te vinden dat 70 procent van de vrouwen volgens het rapport voor een nacontrole naar de huisarts wordt gestuurd. „Huisartsen dat dat een taak is van de centra zelf.” Daarnaast laten de abortuscentra het voorschrijven van anticonceptie ook steeds meer over aan de huisartsen, zegt Van Helden. „In 2016 verliet 75 procent van de vrouwen de abortuscentra met voorgeschreven anticonceptie. In 2018 is dat percentage gedaald naar 48 procent. En in 2016 werd iets meer dan 20 procent van de vrouwen voor anticonceptie doorverwezen naar de huisarts. Dat percentage steeg in 2018 naar bijna 50 procent.”

Zou de verschuiving van de nazorg behalve met de stijging van het aantal abortussen te maken kunnen hebben met het krimpen van het aantal abortusartsen in Nederland, vraagt Van Helden zich af. „Als dat zo is, roept dat vragen op. Hoe is het dan gesteld met de kwaliteit van andere taken, zoals de voorlichting over alternatieven? En hoe is het gesteld met de tijd die genomen wordt om te beoordelen of de vrouw wel een vrijwillige en juiste keuze maakt? Het zou goed zijn als de jaarrapportage hier voortaan ook over zou rapporteren, zeker gelet op het aantal vrouwen dat zegt te kampen met spijt vanwege directe dan wel indirecte dwang.”

De ChristenUnie zei zich vrijdag in een reactie zorgen te maken over de stijging van het aantal abortussen. „Dat inmiddels één op de zeven zwangerschappen eindigt in een abortus, is een heel pijnlijk gegeven. Zeker omdat we niet goed weten wat deze stijging veroorzaak”, zegt een woordvoerder.

De partij noemt het een belangrijke opdracht aan de gehele politiek, ook aan de voorstanders van de abortuswetgeving, om zoveel mogelijk zwangerschapsafbrekingen te voorkomen. „We zouden elkaar moeten kunnen vinden in het tegengaan van onbedoelde zwangerschappen, in het bieden van goede zorg en ondersteuning bij een onbedoelde zwangerschap en van financiële en sociale hulp aan bijvoorbeeld tienermoeders. We moeten, kortom, nog veel meer doen aan preventie.”

Dat De Jonge de post-abortuszorg wil versterken en huisartsen daarin een steviger rol wil geven, noemt de ChristenUnie van groot belang vanwege het „heftige” gegeven dat ruim een derde van het aantal abortussen een herhaalde abortus is.