Winnend verhaal: Jacolien met 'Waardevol'

Mam, Mam! Vrolijk komt Inge de kamer inrennen. Noor kijkt op. Er moet iets bijzonders zijn gebeurd als Inge op zo’n manier binnenkomt. Met een plof laat haar dochter zich op de bank vallen. „Ik heb nieuws; u mag drie keer raden.” Noor kijkt in de stralende ogen van Inge. Wat is ze blij dat ze nooit naar James heeft geluisterd. „Je hebt verkering”, raadt ze. Noor staat op een loopt naar Inge toe. „Heb ik gelijk?” Inge lacht en knikt vrolijk. „Geraden!” Ze pakt haar mobiel erbij, maar legt hem meteen weer terug. „Helemaal niet leuk dat u het in één keer raadt”, probeert ze teleurgesteld te zeggen. Noor lacht. Dit is zo anders dan toen zij verkering kreeg.

James was geweldig. Elk meisje hoopte dat hij haar verkering zou vragen. Niet alleen de meiden uit haar klas, nee, echt heel de sector welzijn hoopte het. Noor zat in een klas met onderwijsassistenten, met vijftien meiden en vijf jongens. Noor was de gelukkige, James koos haar. Wat was ze blij! Uit school was ze enthousiast naar huis gerend. Haar moeder was geschrokken, toen ze de deur opengooide. „Wat, wat…” stotterde ze, maar verder kwam ze niet. Noor viel haar in de rede en riep door de keuken: „Ik heb verkering!” Haar moeder was boos geworden en had gezegd dat ze de volgende keer normaal moest doen. Ook had ze straf gekregen omdat ze de deur te hard open had gedaan. Het deed pijn dat moeder zo reageerde. Maar dat gevoel had Noor snel van zich afgeschud. Moeder reageerde bijna nooit leuk. Altijd moest ze mopperen, en geïnteresseerd was ze al helemaal nooit.

Inge heeft haar mobiel alweer gepakt en laat een foto zien. „Kijk, dit is hem.” „Hem? Heeft hij geen andere naam?” grapt Noor. Inge schudt ernstig haar hoofd. „Zijn ouders hebben hem alleen de naam ”Hem” meegegeven.” Ze lachen allebei. Noor grijpt het mobieltje van haar dochter en kijkt naar de naam die boven de foto staat: Milan. Inge pakt haar mobieltje weer terug en doet net of ze wil gaan slaan. „Ooooh!” klinkt het dan langgerekt door de kamer: „Mag mama niet slaan, Inge!” Boos kijkt Ivan naar zijn zus. Schuldbewust kijkt Inge terug. „Sorry mama”, zegt ze met een zielig stemmetje. Vervolgens schiet ze in de lach. Ze gaat snel naar boven, want anders wordt Ivan boos. Niet omdat hij echt boos is, maar omdat het hem even niet lukt om alle informatie op een rijtje te krijgen. Hij gaat overdag naar een speciale school omdat hij het syndroom van Down heeft. Als hij uit school thuiskomt, gaat hij eerst een kwartier met Noor koffie drinken, waarna ze samen  het eten kan klaarmaken. Hij kan er niet goed tegen als ze daarvan afwijken.

Onder het eten vertelt Inge het nieuws aan de rest. Irma en Ilse zijn er helemaal van onder de indruk dat hun grote zus een vriend heeft. „Mam, wanneer kreeg u een vriend?” vragen ze direct. Noor lacht maar een beetje. Ivan snapt het niet. „Jij vriend? Is dat?” vraagt hij. Inge probeert het uit te leggen, maar dat is nog best lastig. „Laat maar”, zegt vader Christian, „Je moet Milan maar snel een keertje meebrengen, dan kunnen wij met hem kennismaken.” „Ja papa, goed papa, ik zal het doen papa.” Irma en Ilse proesten het uit. „Laten we gaan lezen”, zegt Christian, „jullie hebben niet zo heel veel gezag meer voor je oude vader merk ik.” „Papa niet oud”, roept Ivan er doorheen. Hij pakt de Bijbel, want dat is zijn taak na het eten. Hij gaat naast zijn vader zitten. Hij mag bijwijzen, terwijl Christian leest. Dat is goed voor zijn leesontwikkeling.

Bij hun thuis was het nooit zo gezellig onder het eten. Ze aten sowieso bijna nooit samen. Haar vader was druk met werk, haar moeder druk met het huishouden en haar eigen familie. Bijna altijd was haar moeder aan het bellen met haar zussen of vriendinnen. Ze gingen er echt nooit naar toe dus zij kende ze ook niet. Voordat zij verkering kreeg met James, had ze een keer uitgeprobeerd hoe het vallen zou als zij ook elke avond een afspraak was. Ze had een week lang net gedaan of ze elke avond niet mee kon eten omdat… de ene keer had ze een feestje van een vriendin (dat was echt waar), de volgende dag ging ze naar Isabelle huiswerk maken en ze had niet gezegd dat ze naar Isabelle ging, maar had het gewoon over een klasgenoot. Toen ze de week erna ’s maandags terug kwam van catechisatie was vader boos geworden. Ze mocht niet meer elke avond weg. Verder moest ze altijd op dezelfde tijd eten. Het was niet gezond om altijd op een andere tijd te eten. Toen ze hem rustig vertelde dat hij en moeder ook altijd op andere tijden aten, was ze heel erg brutaal. Ook kon ze de rest van de avond naar haar kamer. Als straf moest ze zondag 39, over het 5e gebod, 10 keer overschrijven.

Na een paar dagen komt Milan ’s avonds. Ivan mag een keertje opblijven. Normaal gaat hij gelijk na het eten naar bed. Nu gaat hij een half uurtje later. Hij viel vanzelf al in slaap. Het wordt een gezellige avond. Ze maken een kletspot met de leukste vragen. Iedereen die meedoet ( Christian, Noor, Inge, Milan, Irma en Ilse) schrijft vijf vragen op, ze hebben dus 30 vragen. Om de beurt nemen ze er eentje uit. Eerst Christian. Langzaam haalt hij met een overdreven ernstig gezicht een briefje uit de pot: ‘Voor wie doe jij de deur dicht?’ Hij stoot Noor aan, voor jou natuurlijk! Noor lacht: ‘Dat moest je eens proberen!’ Christian wil het briefje weer in de pot doen, maar Milan houdt hem tegen. ‘Wacht, wij laten thuis altijd het briefje het kringetje doorgaan. Dan moet iedereen elke vraag beantwoorden.’ ‘Okay’ zegt Christian en hij geeft het briefje aan Irma die aan de andere kant naast hem zit.

Moeder zou de deur voor James dichtdoen. De eerste avond dat James bij hun kwam was een stuk minder gezellig. Moeder had zo kortaf ze kon gedaan. Ze waren maar direct naar haar kamer gegaan, dat was gezelliger. Daar hadden ze een spelletje uit de kast gepakt. Totdat ze voetstappen hoorden, die stilhielden voor hun deur. Noor had James een teken gegeven dat hij alleen over koetjes of kalfjes mocht praten. James had ook direct doorgehad dat haar moeder voor de deur stond te luisteren. Toen James weg ging hadden haar ouders gezegd dat hij voorlopig niet hoefde terug te komen. ‘Ik zou niet een willen!’ zei hij de volgende dag tegen haar. Het had pijn gedaan, maar ze snapte het wel, heel goed zelfs. Ze wilde dat zij ook weg kon. Het gevolg van die avond was dat ze elke dag als ze klaar was met haar huiswerk naar James ging. Daar was het tenminste gezellig, en moeder zei er niets van. Sterker nog, ze verdacht moeder ervan, dat die het wel lekker vond. Wat die ’s avonds deed wist ze niet. Wat ze wel wist is dat moeder boos werd als ze vroeger dan half 9 weer thuiskwam. Dan was ze veel te vroeg vertelde haar moeder altijd.

O, wacht iedereen zit naar haar te kijken. ‘Jij bent.’ Lacht Christian. Oeps, helemaal vergeten. Voor wie zou ze de deur niet open doen. Wacht laat ze haar man maar even terug pakken. ‘Voor wie zou ik de deur niet opendoen? Dan moet ik echt even goed nadenken…’ ze doet of ze heel goed moet nadenken maar Irma roept: ‘Mama weet het allang!’ ‘Dat kan niet’ lacht Noor. ‘Maar als ik goed nadenk zou ik de deur absoluut niet opendoen voor jou.’ En ze kijkt naar Christian, ‘Ik denk dat ik dan de deur zelfs op slot zou doen.’ Iedereen moet lachen als ze Christian verbaasd zien kijken. ‘Wie kaatst moet de bal verwachten.’ Lacht Milan vrolijk. Irma pakt snel het volgende kaartje. Als het half 10 is staat Milan op, ‘Nu moet ik echt gaan, anders worden m’n ouders ongerust.’ Inge doet hem uitgeleide. Als hij weg is komt ze terug ‘En, wat vinden jullie van mijn keus?’ lacht ze. Christian doet alsof hij heel goed nadenkt, ‘Nou…’ zegt hij met een heel ernstig gezicht… ‘Om eerlijk te zijn, tegenover jou….’ Inge kijkt gespannen, meent haar vader dit nou? Christian ziet haar gezicht ‘Ik zal je niet langer plagen’ zegt hij snel.’ Het is een aardig jongen.’. Inge haalt opgelucht adem. Gelukkig, papa en mama vinden het goed.

Dat durfde zei niet te vragen bij James. Trouwens het was ook helemaal niet nodig. Haar ouders lieten al gauw merken dat ze James drie keer niks vonden. Ook al hadden ze hem helemaal niet gezien. Noor was nooit meer thuis, klaagden ze. Totdat Noor een paar avonden thuisbleef. Toen vroegen haar ouders of ze nooit meer naar die ‘jongen van d’r’ moest. Noor had gezegd dat ze het zielig vond voor haar ouders om hun reden tot klagen te geven. Haar ouders hadden gezegd dat ze voortaan gewoon ’s avonds weg moest. ‘Als je maar op de normale tijden eet!’ had haar vader erbij gevoegd, ze klaagden alleen maar als ze te vroeg thuis was. Ze was daarna steeds langer weg, ook al was er bij James niemand thuis.

De dag erna is het zaterdag. Noor slaapt dan altijd uit, maar nu lukt dat niet. Ze hoort al vroeg lawaai op Ivans kamer. Ivan slaapt in de kamer naast hun. Dan zijn ze snel bij hem als dat nodig is. Noor zucht en maakt aanstalten om op te staan. Gelukkig hoeft het al niet meer. Ze hoort hoe heel zacht de deur van Ivan’s kamer wordt opengedaan. ‘Sst. Ivan kom maar.’ Hoort ze Inge fluisteren. Ze glimlacht, Inge kan zo goed met Ivan opschieten. Dat is echt knap. Inge wil ook als ze van de Havo af is, wil ze gaan leren voor juf. Daarna wil ze doorleren voor juf op een speciale school. Bijvoorbeeld de school van Ivan. Dat vindt ze superleuk. Noor geniet altijd van Inge’s enthousiasme.

Zo enthousiast was zij ook eens. Ze ging van het vmbo naar het mbo, ze wilde gaan leren voor onderwijsassistente en dan naar de pabo. Daar wilde ze de onderwijsassistente route volgen. Haar beste vriendin Isabel had het zelfde plan. Bij Isabel is het gelukt. Bij Noor niet. En dat kwam door James.

Noor zucht. Hopelijk zal het bij Inge wel lukken. Ze zal het binnen kort trouwens wel moeten vertellen. Ook zal ze haar moeten waarschuwen. Ze hoopt zo dat Inge luistert!

Dezelfde avond nog komt er een geschikte gelegenheid. Inge vraagt er zelf naar. ‘Mam, u bent zo anders de laatste tijd. Nou ja, tijd… Het is meer dat u telkens soort van zit te dromen. Als ik het goed heb is dat gekomen nadat ik vertelde dat ik verkering heb. Kan dat kloppen?’ Noor knikt, maar Inge is nog niet uitgepraat. ‘Ik heb de laatste tijd ook heel veel nagedacht, hoe kan het eigenlijk dat ik 17 jaar ben, en jullie nog maar 15 jaar getrouwd zijn? Ik denk dat uw stilheid en mijn ‘te vroeg geboren zijn’ met elkaar te maken hebben.’ Met haar eerlijke ogen kijkt ze Noor aan. Christian is er bij komen zitten, en kijkt terug. Noor slikt en slikt en slikt. Dan kijkt ze Inge aan. ‘Het is geen leuk verhaal, wil je het dan nog horen?’ Inge knikt. ‘Om te beginnen moet ik zeggen dat je vader niet je echte vader is.’ Inge kijkt geschrokken naar Christian. ‘Echt niet mam? Wat erg!’ Noor reageert niet maar gaat verder. ‘Toen ik zo oud was als jou, kreeg ik ook verkering. Ik zat toen op het Hoornbeeck, in de 2e . Je weet dat ik voor onderwijs-assistente heb geleerd. Er zaten 5 jongens in de klas. Elk meisje dat James kende, vond hem heel erg leuk. Ik ook natuurlijk. Ik was dolblij toen hij mij vroeg, maar mijn ouders reageerden stuurs. Ze waren helemaal niet enthousiast, en zorgden dat hij niet meer kwam. Daardoor ging ik heel vaak naar hem toe. Zijn ouders waren vaak niet thuis maar vonden het prima als ik kwam. Hij had ook nog een zus. Bij hem was het altijd heel gezellig. Nadat mijn moeder me een keertje in een boze bui verschrikkelijk had uitgescholden, ben ik naar James toe gevlucht. Hij was heel aardig. Omdat ik zoveel behoefte had aan liefde, omdat mijn moeder niet echt in staat was om te geven luisterde ik toen naar alles wat hij zei. James maakte misbruik van de situatie.’

Noor stopt even met haar verhaal. Inge kijkt haar met grote ogen aan. ‘Mam’ stottert ze, ‘Mam, ik ga dat nooit doen hoor!’ Noor glimlacht. ‘Fijn Inge, maar dat is soms best lastig.’ Ze slikt en gaat maar gauw verder met haar verhaal. ‘Na 3 weken wist ik zeker dat ik zwanger was. Ik ben toen naar mijn beste vriendin gegaan. Dat was tante Isabel. Voor het gemak noem ik haar nu even gewoon Isabel. Zij schrok heel erg, maar wist van aanpakken.’ Inge glimlacht, ze ziet tante Isabel voor zich. Die houdt inderdaad heel erg van aanpakken. Alle familie-uitjes worden door haar georganiseerd. Als je iets aan haar verteld waar actie voor nodig is doet ze dat meteen. ‘Ze nam me de volgende dag mee naar huis, waar haar moeder al een zwangerschapstest staafje had liggen. ‘Ik heb het meteen maar aan m’n moeder verteld’ zei ze ‘Ik hoop dat je het niet erg vind’. Natuurlijk vond ik dat niet erg. Ik was allang blij dat iemand me hielp. De uitslag was duidelijk: Ik was zwanger. Geschrokken ben ik naar Isabel gerend. Zij troostte me en vroeg  of ik van plan was om abortus te doen. Daar schrok ik nog meer van. Ik was altijd tegen abortus geweest. Het is gemeen om een kind te doden had ik gezegd. Eigenlijk had ik het altijd nog heftiger verteld, ik had een keer in een boek gelezen als argument tegen abortus bij verkrachting: ‘De verkrachter moet levenslang de gevangenis in. De zwaarste straf die er is moet hij krijgen. Maar het is niet eerlijk om een onschuldig kind de doodstraf te geven.’ Ik keek Isabel aan en vroeg wat zij ervan vond. ‘Ik zou het niet doen’, zei ze rustig, ‘Ik ken jou lang genoeg om te weten dat je er spijt van zult krijgen.’ Isabel had gelijk. Dat wist ik. Dat voelde ik. Wat zou James zeggen? We spraken af dat ik het de week erna tegen James zou vertellen. Als ik dat had gedaan zou ik het tegen mijn ouders zeggen. Ik vond het erg dat Isabels moeder het eerder wist dan mijn moeder, maar later zou dat erg handig zijn.

James was woest toen ik het vertelde. ‘Hoe kon je zo stom zijn!’ riep hij. Hij ijsbeerde minuten lang door zijn kamer. Toen zijn moeder kwam vragen of er wat  was snauwde hij haar af. Dat was nog nooit gebeurd waar ik bij was! Na 10 minuten had hij zijn plan klaar. Ik werd gedwongen om abortus te doen. ‘Nee!’ gilde ik ‘Nee!’ ik had geluk dat zijn moeder om boodschappen was.’ Noor stopt. Ze kan even niet verder. Ze wordt helemaal opgenomen door het verhaal. Christian staat op een haalt een glas water voor haar. ‘James was onvermurwbaar. Ik moest en zou abortus doen. Anders zou hij het uitmaken. Abortus was geen keus voor mij, na het gesprek met Isabel en haar moeder. ‘Goed dan.’, snauwde James, ‘Maar dit is de laatste keer dat ik je in mijn huis zie!’. Ik groette hem en ging de trap af. Beneden groette ik zijn ouders die alweer thuis waren gekomen. Toen deed ik de deur open. ‘Wacht!’ riep James. Hij kwam de trap afrennen. ‘Ik ga met je mee. Hij pakte zijn autosleutels van het haakje. Toen dwong hij me om in te stappen. Hij reed harder dan mocht naar het abortuscentrum wat het dichtste bij was. Daar wilde hij naar binnen gaan. Toen ik de auto uitstapte ben ik direct weggerend. Het station was vlakbij. Toen ik op het station stond kwam de trein aan. Daar ben ik ingestapt. James kwam me achterna rennen. Gelukkig reed de trein precies op tijd weg waardoor hij niet meer kon instappen. Huilend ben ik naar Isabel gegaan.

Bij wijze van uitzondering waren die avond mijn ouders allebei thuis. Ook aan hen heb ik het verteld. Ze stonden erop dat ik abortus ging doen. Toen ik zei dat ik dat niet wilde werden hun ook boos. Ik had een dag om te kiezen: of het huis uit of abortus. Direct heb ik Isabels moeder gebeld en het haar verteld. Het enige wat ze zei was: ‘Je bent welkom’. Ik heb mijn koffer gepakt. De volgende dag vroegen mijn ouders wat ik had besloten. Toen ik vertelde dat abortus geen optie was stuurden ze me naar mijn kamer. Na 5 minuten werd ik weer geroepen. Mijn koffer nam ik mee. Vader stond onderaan de trap ‘Het huis uit!’ zei hij kort. De voordeur ging open, en klapte direct achter mij dicht. Op weg naar Isabel.’

Noor stopt. Ze kijkt op de klok ‘Het is al laat!’ zegt ze. Ze kan op dit moment echt niet verder vertellen. Gelukkig hoeft het ook niet. Inge en Christian begrijpen haar. Inge huilt zachtjes. ‘Ik hoef niet te vragen wie het kind is.’

Na een paar dagen komt Inge stil thuis. Noor kijkt naar haar, terwijl ze samen met Ivan het eten klaar maakt. Wat is er met haar aan de hand? Zou haar verkering uit zijn? Of…? verder durft ze niet denken. Trouwens, Inge ging vandaag met haar klas naar een psychiatrische inrichting. Zou ze daar zo van onder de indruk zijn? Normaal zou ze dat nooit laten merken. Het eerste is sowieso niet waar merkt ze onder het eten, als Inge vertelt dat ze morgen naar Milan toegaat. Maar wat is er dan aan de hand? Christian merkt het ook. Hij stuurt Noor en Inge weg om een rondje te gaan fietsten. ‘Dan kunnen jullie even bijpraten.’ Zegt hij met een lach. Noor kijkt hem dankbaar aan. Inge rent naar de schuur en zet hun fietsen klaar. ‘Gaan we direct even bij Milan aan?’ Vraagt ze lachend. Noor lacht, ‘Kunnen we doen.’ Maar Inge schudt haar hoofd alweer. ‘We kijken nog wel. Misschien is het helemaal niet handig.’ Ze zitten nog maar net op de fiets of Inge praat al. In de psychiatrische inrichting had ze de vrouw van James gezien. Noor schrikt: ‘Van James?’ ‘Ja, u kent haar wel… Ans.’ Noor kent haar inderdaad wel. Een heel lief meisje waar ze in de eerste van het Hoornbeeck mee in de klas zat. Daarna ging het meisje maatschappelijke zorg doen. Haar doel was om in een jeugdgevangenis, begeleider te zijn. Ze was zo super enthousiast, dat Noor bijna switchte van opleiding. Ze weet dat James haar gevraagd had, een maand nadat James hun verkering had uitgemaakt. Ans had geweigerd, ze vond het niet eerlijk tegen over Noor om nu al verkering met James te hebben. Toen James bleef aanhouden heeft ze na een jaar pas ‘ja’ gezegd. Noor vond dat heel aardig, en medelevend van haar. Waarom zou ze nu in een psychiatrische inrichting mensen begeleiden? Ze heeft niet veel tijd om er over na te denken. Inge praat al weer verder. ‘Weet u hoe James was?’ Noor schrikt, wat een pijnlijke vraag. Natuurlijk weet ze dat! Ze heeft toch zelf met hem verkering gehad. Hoe bedoelt Inge dat? ‘James heeft ook haar zwanger gemaakt….’ Inge wacht even om het nieuws tot Noor door te laten dringen. Noor knikt maar dan denkt ze nog eens na. ‘Nee!’ roept ze hard door de straat. Alle mensen kijken om maar Noor en Inge letten er niet op ‘Nee! Heeft ze abortus gedaan? Het arme kind.’ Een man kijkt spottend, een vrouw kijkt getroffen om, waar hebben die twee het nou weer over? Noor en Inge zien het niet. Noor kijkt naar Inge, Inge knikt, ‘Ze heeft er zoveel spijt van, dat ze zichzelf pijn ging doen. Daarom zit ze nu in een psychiatrie.’ Noor is verbijsterd. Arme Ans, het was echt een heel lief meisje, ze kon niet tegen ruzie, en als ze zag dat iemand pijn had, deed ze er alles aan om dat te verlichten. Iedereen kon alle problemen die ze hadden tegen haar vertellen. Noor denkt na. Morgenochtend is iedereen weg. Dan heeft ze zelf ook geen afspraken staan. Dan kan ze wel even naar Ans toe.

De volgende morgen stapt ze om 9 uur foma'i mafaufau, zo heet de inrichting waar Ans zit, binnen. Noor leest even de uitleg onder het bordje. ‘foma’i mafaufau is Samoaans voor psychiatrie. In een andere taal klinkt het minder erg. Als je vertelt ik zit in foma’i mafaufau klinkt dat minder erg dan als je zegt ik zit in een psychiatrische inrichting’ en nog een heel verhaal. Noor loopt maar snel naar de balie. Goedemorgen, ik kom voor Ans…’ wat was haar achternaam ook al weer…? Wacht! Ans heeft natuurlijk de achternaam van James! ‘eh, Ans Jansen’ zegt ze snel tegen de receptioniste die al ongeduldig begint te kijken. Die kijkt snel in het systeem. ‘Kamer 482’ zegt ze dan knorrig. Nou die is ook niet al te vrolijk denkt Noor. Ze bedankt vriendelijk en loopt dan snel door naar de trap. De lift is 5 stappen verder. Zal ze de lift pakken? Maar als ze kijkt naar de rij die ervoor staat is de aarzeling direct over. Ze pakt de trap. Met 2 sprongen tegelijk rent ze de trap op. Eenmaal boven staat ze uit te hijgen. Ze is nog eerder dan de lift! Dan lacht ze, dit deed ze als klein kind, is ze nu er niet te groot voor? Ze kijkt om haar heen. Welke kant moet ze op? Dan ziet ze haar zitten. In een hoekje aan een tafel. Noor stapt direct op haar af. ‘Ans! Ken je me nog?’ Ans kijkt op. Haar ogen vullen zich met tranen. ‘Noor!’ roept ze, ‘Wat lief dat je me komt opzoeken!’ Noor gaat zitten. ‘Nee’, zegt Ans, ‘Bezoek moeten we op onze kamer ontvangen, ga je mee?’ Noor loopt achter haar aan. Ans doet een deur open. Aan de buitenkant ziet alles hetzelfde eruit, maar als ze binnen kijkt springt de kamer van Ans er echt uit. Rustig en sfeervol. Ans glimlacht als ze het zegt: ‘Ja, gelukkig mocht ik m’n eigen spulletjes meenemen…’ Na een kwartiertje wordt erop de deur geklopt. De receptioniste. Wat komt die nou weer doen? De receptioniste glimlacht, ‘Ik vond het zo leuk voor je Ans, dat je bezoek kreeg. Daarom heb ik de koffiekar maar met iets lekkers gebracht.’ Ans straalt. ‘Wat aardig van je Mila!’. Mila draait zich om ‘Ik ga weer, geniet ervan Ans.’ Zegt ze. Ondertussen heeft Noor weer meer stof tot nadenken. Komt er zo weinig bezoek bij Ans? Zouden zelfs James en haar kinderen niet op bezoek komen?

Na 3 uur stapt ze de deur van Ans kamertje uit. ‘Ik vond het superlief van je dat je kwam!’ roept die haar nog na. Bij de receptie twijfelt Noor. Zal ze het aan Mila vragen? Ze is toch wel aardig, nu ze die koffie kar kwam brengen. Ze doet het, voor Ans. Christian vond het ook goed. Hij had alleen gezegd dat ze het heel zeker moest weten. Vooral eerst kijken of ze het ging halen in de situatie waarin Ans nu zit. Daarvoor moest ze gaan kijken van hem. ‘Dus…’ had hij nadrukkelijk herhaald, ‘Eerst op bezoek gaan, kijken of het gaat lukken. Daarna pas vragen. Ja?’ Ze had gelachen en geknikt, maar ze wist wel dat het een goede raad was. ‘Eh, Mevrouw?’ vraagt ze, Mila kijkt op: ‘Ja? O, jij bent die vrouw die bij Ans op bezoek kwam. Wat aardig dat je dat deed!’ ze laat haar stem dalen, ‘Zelfs haar man komt niet op bezoek, en hij verbiedt de kinderen om het wel te doen.’ Fluistert ze zachtjes. Noor glimlacht, waarschijnlijk mag Mila dat helemaal niet zeggen. ‘Ik wilde vragen,’ gaat ze verder, ‘Of Ans een keertje bij ons mag komen. Dan is ze er een keer uit.’ Mila lacht: ‘Wat een goed idee van u! Ik zal het gaan vragen.’ Na een half uur komt ze terug. In haar hand heeft ze een paar papieren. ‘Dit is een formulier, dat moet u ondertekenen, als u wil dat ze wel eens komt. Haar begeleider vond het zo’n goed idee, dat hij direct een schema heeft gemaakt met wanneer ze kan komen bij u. Uw dochter is hier gister geweest en…’ Noor trekt haar wenkbrauwen op. Mila ziet het. ‘Ja sorry, dat heeft Ans verteld. Goed, we hebben net de school van uw dochter gebeld om uw gezinssituatie te achterhalen. Dat was ik vergeten om te vragen, in mijn enthousiasme.’ Ze lacht. Noor gaat zitten om het formulier door te lezen. Als ze getekend heeft, geeft Mila haar het schema. ‘Komt dat gelegen uit voor u?’ vraagt ze. Noor knikt. Elke vrijdag ochtend, en de eerste woensdag van de maand ’s middags. Wat leuk voor Ans als ze er even uit kan wezen. Ze mag haar vrijdagochtenden wel vrij gaan houden. Gelukkig is haar huishouden niet zo druk, zodat ze tijd over heeft. Op het schema staan ook een paar voorbeeld activiteiten om te doen. Noor kijkt eens op haar horloge. Oei, het is echt al laat. Ze mag blij wezen dat er niemand komt eten. De receptioniste ziet het. ‘U moet naar huis? Hartelijk bedankt hoor. Dit is wat Ans nodig heeft. Ze zal heel blij zijn!’ In de auto bedenkt ze een geniaal plan: De kamer van Inge moet nodig aangepakt worden. Inge kan in tussen tijd in de logeerkamer slapen. Ans is super creatief. Dit is wat ze op de vrijdagen kan doen. Misschien kan ze op de woensdagen wel verder. Thuis bespreekt ze het met Christian. Hij vindt het superleuk. Zelf heeft hij er geen tijd voor. Als ze het aan Inge voorlegt is die laaiend enthousiast. ‘Ik verhuis vanavond nog m’n spullen mam!’ Ze komt met een papier aanlopen. Op het papier staan een tekening. ‘ Kijk mam, zo wil ik het hebben.’ Noor lacht, echt iets voor Inge om allang uitgewerkt te hebben hoe ze het wil hebben. Noor is gelijk enthousiast als ze het papier ziet. ‘Mooi, die laat ik dan vrijdag aan Ans zien!’ Inge lacht. ‘Ik ben dan ook thuis mam, dan kan ik helpen.’ O ja, bedenkt Noor, en Ivan is er dan ook. Nou ja, dat is voor Ans wel zo gezellig. Ans kan echt met iedereen goed omgaan. Alleen echt zielig voor haar dat James zo minachtend tegen haar deed.

Ze ziet James weer voor zich. Toen zij verteld had dat ze zwanger was, keek hij ook heel minachtend. Tegen Inge heeft ze maar niet verteld hoe hij de pil uit de kast van zijn zus pakte. Hij gaf er heel overdreven instructie bij. ‘Weet je eigenlijk wel wat dit is?’ vroeg hij sarcastisch toen ze geen reactie gaf. Ze had niet geantwoord. ‘Nee dus, Moet ik je dat ook nog leren.’ Had hij er minachtend aan toegevoegd. Ze was geschrokken van zijn koelheid. Zo had ze hem nog nooit meegemaakt. Hij was altijd lief en aardig geweest. Toen hij haar later nog een keer zag had hij haar met overdreven minachting de bijsluiter van het doosje gegeven. ‘Goed doorlezen en nooit meer vergeten!’ toen was hij lachend weggelopen. Wat was ze blij geweest dat er niemand bij was. Later had ze het tegen Isabel gezegd. Die had haar getroost en gezegd dat hij gewoon jaloers was. Waar dat op sloeg wist ze nog steeds niet maar ze had wel om moeten lachen.

Ze hebben samen nog 5 kinderen gekregen. Eerst 3 jongens: Mattia (12), Allesandro (10) en Leonardo (8). James is gek van Italië en wilde daarom allemaal Italiaanse namen. Voor de meisjes moesten er ook Italiaanse namen komen. Als Ans protesteerde zei hij heel gemeen: ‘Jij mag het kind dat niemand kent een naam geven.’ Ans begreep heel goed dat hij het kind dat geaborteerd werd bedoelde. De meisjes heten Giulia (6) en Ginevra (4). Het zijn echt hele lieve kinderen allemaal. Noor zag ze altijd lopen als ze bij een paar vrienden kwam, die in hetzelfde dorp als James en Ans woonden. Die vrienden zijn 5 jaar geleden naar Friesland verhuisd en sindsdien hoorde Noor nooit meer iets van Ans en James.

 Christian lacht als hij hoort dat Inge, Ivan en Ans alle drie tegelijk er zullen zijn. ‘Dan heb je drie mensen bij elkaar, van wie gezegd werd dat het leven geen waarde voor ze had, en die toch waarde van leven hebben!’ Noor kijkt hem verward aan ‘Hoe bedoel je?’ ‘Kijk’, legt Christian uit, ‘Inge moest je aborteren want zij was niet handig, zou dus geen waarde van leven hebben. Ivan moest je ook aborteren want hij was verstandelijk gehandicapt, en zou ookk geen waarde van leven hebben. Ten slotte is Ans er dan ook. Je weet dat foma'i mafaufau heeft gezegd dat zij met een ernstig minderwaardigheidsgevoel rondloopt omdat James regelmatig zei dat ze beter zelfmoord kon plegen. Zij had geen waarde meer voor hem.’ Noor knikt, ‘Voor mij zijn ze juist heel waardevol!’ Christian glimlacht, ‘En ik dan?’ ‘Iedereen is waardevol. Elk leven is waardevol!’ zegt Noor vol overtuiging. ‘Zou je geen campagne beginnen?’ Maar Noor schudt haar hoofd. ‘We promoten de mars voor het leven bij iedereen en…’ Dan beginnen haar ogen te glimmen. ‘Inge’s kamertje kan nog wel even wachten. Eerst moeten we zoveel mogelijk dingen maken. ‘Wat?’ vraagt Christian verbaasd, maar Noor is de kamer al uit.

Na een paar weken staan ze er. Dit keer lopen ze niet mee met de mars voor het leven. Ze hadden zich er wel voor aangemeld maar dit was belangrijker. Kleurige waxinelichthouders in de vorm van een hart. Uren zijn ze bezig geweest met het zo mooi beschilderen van de houders. Gelukkig waren de kaartjes iets sneller klaar. Ook hartjes met de woorden ‘Jij bent waardevol!’ ‘Laten we bij de ingang van foma'i mafaufau gaan staan.’ Zegt Ans. Die mensen vinden dat vast wel fijn. Vrolijk lopen ze de gangen van het centrum door. Bij iedere kamer bellen ze aan een geven een houder. De mensen zijn er heel blij mee. ‘Wow, Ans wat aardig van je’, ‘Dat had ik nou nodig!’ ‘Ik ga hem direct een plaatsje geven.’ . De buurvrouw van Ans begint te huilen als ze het krijgt. Verschrikt loopt Noor met haar mee naar binnen. ‘Wat is er mevrouw?’ vraagt ze ongerust. Maar de mevrouw blijft snikken. Ans gaat gauw een medewerker roepen. Die glimlacht alleen. ‘Het is lang geleden dat er iets aardigs tegen haar werd gezegd door iemand anders dan de medewerkers. Nu krijgt ze ineens iets van jou,’ hij knikt naar Ans, ‘En nog van zes mensen die ze niet kent.’ Dat is gewoon een beetje teveel. Voor haar’. Hij loopt de buurvrouw achterna.

Als ze het centrum uitlopen staat de buurvrouw te wachten. ‘Ik vond het erg lief van jullie!’

 

Tweede prijs: Sarah met 'De waarde van het leven'

 

 

Derde prijs: Femke met 'Ik heb een baasje in mijn buik'

 

‘Kijk, hier ziet u de armpjes en dit zijn de beentjes,’ wijs ik op het scherm. Het aanstaande ouderpaar kijkt belangstellend toe. De man met zijn hand op de hand van de vrouw. Samen kijken ze naar het kleine wondertje dat zich in de buik van moeder bevindt. Verwonderend over hoe klein en mooi alles is. En ik bewonder en geniet met ze mee. Wat is het toch mooi om elke dag te mogen zien hoe mooi God dit allemaal maakt! ‘Nou, dat ziet er allemaal goed uit! U mag uw shirt weer omlaag doen, hoor. Dan kan u bij de balie een afspraak maken voor de volgende keer!’ Als de man en vrouw vertrokken zijn, ruim ik alle spullen op. Zo, dat was het weer voor vandaag.

Om kwart voor zes draai ik mijn autootje mijn straat in. Zo, lekker thuis! Ik graai in mijn tas naar de sleutel en open de deur. Vermoeid plof ik op de bank neer. Vanavond ga ik naar mijn zus, die in verwachting is van haar eerste kindje en ik zou vanavond helpen om de babykamer op orde te maken. Wacht, ik zit hier nog steeds in mijn werkkleren, laat ik me eerst maar eens omkleden. Even later kom ik in wat makkelijkere kleren naar beneden. Oeps, het is al zes uur, laat ik maar snel gaan eten! Nadat het eten op is, ik geëindigd heb voor de maaltijd, de vaatwasser heb ingeruimd en de boel opgeruimd, is het half zeven. Ik heb om zeven uur afgesproken met mijn zus, dus als ik nu vertrek, ben ik ruim op tijd. Als ik de deur achter me dichttrek, zie ik ineens mijn buurvrouw en eveneens vriendin Marjolein die in haar tuin bezig is. ‘Dag Marjolein, wat ben je ijverig bezig! Hoe is het met jou?’ ‘Ha, Lotte! Leuk je weer eens te zien!’ antwoord Marjolein. ‘Het gaat goed met mij hoor, en met jou?’ ‘Ja, goed! Het leven gaat gewoon zijn gangetje,’ antwoord ik. ‘Nou, wat je een gangetje noemt,’ zegt Marjolein. Haar gezicht begint te stralen. ‘Weet je, ik ben in verwachting! Ik had het al wat eerder willen vertellen, maar we hebben elkaar zo lang niet gezien,’ vertelt ze stralend. ‘Gefeliciteerd meid, wat leuk!’ reageer ik enthousiast, terwijl ik me ook een beetje schaam. Het is inderdaad heel lang geleden dat ik Marjolein echt heb gesproken, dat komt mede doordat we precies na elkaar vakantie hadden. ‘Hoe ver ben je al?’ vraag ik dan.

‘Hoe ver ben je nu?’ vraag ik aan Lisa, terwijl ik een stuk behang insmeer met lijm. ‘Ongeveer 25 weken,’ zegt mijn zus trots. ‘Dat schiet al aardig op dan! Wat vindt Rob ervan?’ vraag ik. ‘Rob? Die wordt veel te verwaand, als ‘aanstaand pappie’, zoals hij het zelf noemt,’ lacht Lisa. Ik lach vrolijk mee. ‘Haha, wat een woorden voor zo’n broekie! Weet je, ik sprak Marjolein, mijn buurvrouw, net nog even en ze vertelde dat zij ook een kindje verwachten!’ ‘Wat leuk zeg! Hun tweede, toch?’ reageert Lisa. ‘Klopt. Ik pas wel eens op hun oudste meisje, Chloë. Echt een schatje.’ Zorgvuldig beplak ik het laatste stukje lege muur met een reep behang. Tevreden bekijk ik het geheel. ‘Top, Lot!’ zegt Lisa enthousiast. ‘Nu is het koffietijd!’ achter elkaar lopen we de trap af, naar de keuken. Daar zit Rob te werken. ‘En hoe is het met ons aanstaande vadertje?’ vraag ik plagend. Lachend draait Rob zich om. ‘Goed hoor! Tja, ik hoef eigenlijk niet zo veel te doen!’ ‘Oh, wel de lusten, maar niet de lasten!’ roept Lisa verontwaardigt. ‘Kalm, kalm, Liesje! Vooruit, ik zal de luier van Humpie wel een keer verschonen,’ zegt hij plagend. Lisa wil protesteren, maar Rob smoort haar protest met een dikke kus. Lachend kijk ik toe. ‘Zo, genoeg geknuffeld en gekust. Zeg op, hoe werkt dit koffiezetapparaat?’

Het is zaterdag en erg mooi weer, dus ik besluit dat het tijd is om mijn tuin een beetje bij te werken. Ik trek oude kleren aan, zoek alle benodigdheden op en stort me vol goede moed op het onkruid dat mijn tuin al een veel te lange tijd siert. Zo, dat schiet al aardig op, zie ik een half uurtje later. Nog een klein stukje, dan is het klaar. Misschien is het leuk om wat plantjes te halen en die te planten, bedenk ik me opeens. Dat fleurt de boel een beetje op. Straks maar even naar de Intratuin. Daar hebben ze vast iets leuks. En inderdaad, als ik een uurtje later door het grote tuincentrum loop, heb ik al gauw gevonden wat ik zocht. Ik loop richting de kassa. Hé, daar staan leuke bossen bloemen! Gemengde bossen met roze en blauwe bloemen. Ik kan er wel een meenemen voor Marjolein, dat zal ze vast leuk vinden. In haar huis is altijd wel een vaas met bloemen te vinden. Ik pak een bos en reken af bij de kassa. Mijn oog valt op een inpaktafel en ik kom op het idee om de bos leuk in te pakken, met lintjes en al. Vijf minuten later heb ik spijt van dat besluit, want blijkbaar was ik vergeten wat een gepriegel het is om een plasticje om een bos bloemen te krijgen, en dan moeten de lintjes nog… Maar na een hoop gepriegel en wel tien keer opnieuw te zijn begonnen, ben ik tevreden. Ziezo, ik heb een leuk cadeautje. Nu snel naar huis, de plantjes in de grond zetten en dan ga ik even bij Marjolein langs.

De plantjes staan in de grond, de rommel is opgeruimd en ik heb gedoucht. Inmiddels is het al half één. Laat ik eerst die bos bloemen maar naar Marjolein brengen, dan kan ik daarna wel eten. Gewapend met de bos bloemen loop ik naar de buren en bel aan. Ik moet even wachten, maar dan gaat de deur open en zie ik de gestalte van Marjolein in de deuropening. ‘O, ben jij het, Lotte?’ ‘Ja, in hoogst eigen persoon,’ lach ik. Ik kom even een bloemetje brengen. Van harte gefeliciteerd, meid!’ ‘Wat leuk! Kom binnen!’ Het valt me op dat Marjolein een beetje timide klinkt. Ze probeert het te verbergen, maar toch merk ik het. Zou er iets aan de hand zijn? Ik probeer mijn gedachtes van me af te zetten en loop achter mijn vriendin aan naar binnen. ‘Wil je koffie?’ vraagt Marjolein. ‘Ja, lekker,’ antwoord ik. ‘Heb je ergens een vaas? Dan kan ik deze bloemen even neerzetten.’ Marjolein denkt even na. ‘In de trapkast in de hal staat er denk ik wel eentje,’ zegt ze. Ik loop naar de desbetreffende kast en inderdaad, daar staat een vaas. Als de bos bloemen in de vaas staat, is Marjolein klaar met koffie zetten. Samenlopen we naar de kamer en ploffen we op de bank neer. ‘Zo, dinsdag hebben we elkaar wel even kort gesproken, maar ik wil graag uitgebreid van je horen hoe het met je gaat,’ zeg ik en ik kijk mijn vriendin aan. ‘Ja, wel goed,’ zegt ze, maar ik hoor dat haar stem trilt. Afwachtend kijk ik haar aan. Dan barst ze in huilen uit. Ik sla een arm om haar heen en laat haar even uithuilen. ‘Wat is er?’ vraag ik dan. Mijn vriendin zucht en zegt dan: ‘Het kindje. Het kindje dat Sam en ik verwachten, is gehandicapt. En nu… nu wil Sam dat ik het weg wil laten halen. Hij zegt dat we dat niet vol kunnen houden, een gehandicapt kindje. En hij heeft gelijk ook, denk ik!’ na deze woorden barst Marjolein weer in snikken uit. Ik wieg haar zachtjes heen en weer. Als ze iets rustiger is, durf ik een vraag te stellen. ‘En jij dan, Marjo? Wat vind jij ervan?’ Marjolein haalt haar schouders op. ‘Ik weet het niet. Het liefst wil ik het houden, ik houd nu al zielsveel van het kindje, maar ik vraag me af of ik het volhoud. Het schijnt dat het heel intensief is. En hoe moet ik het volhouden als Sam niet achter de zwangerschap staat? Dat kan ik niet, echt niet!’ na deze woorden verbergt ze haar gezicht in haar handen en huilt opnieuw. Ik voel een diep medelijden met mijn vriendin in mijn binnenste. En aan de andere kant voel ik me ook boos worden. Hoe kan je erop komen om zo’n mooi, klein leventje wreed weg te rukken uit de moederschoot? Ik moet denken aan een echtpaar waaraan ik pas het afschuwelijke nieuws moest vertellen dat hun kindje niet meer leefde. Wat een tegenstrijdigheid is het toch, de een krijgt een miskraam terwijl ze als ouders zo uitkeken naar de baby en daar tegenover moeders die het kindje weg laten halen als afval, omdat ze het niet willen! Ik sluit mijn ogen een moment en denk na wat ik het beste kan zeggen. ‘Maar Marjo, je kan het toch niet zomaar weg laten halen? Dat is toch gewoon moordt?’ fout, helemaal fout! Dit had ik niet moeten zeggen. Ik kan mezelf wel voor mijn hoofd slaan. Denk dan beter na! Zeg ik tegen mezelf. Marjo kijkt me aan. ‘En wat dan? Een kind krijgen waarvan de vader het helemaal niet wil hebben? Moet ik dat mezelf aan doen?’ ik bijt op mijn lip. Dit is een van mijn zwakke kanten, toegeven dat ik iets stoms heb gezegd. Ik haal diep adem en zeg dan: ‘Sorry, Mar. Dat was niet de juiste reactie. Het spijt me.’ Het blijft akelig stil na mijn woorden. Marjolein droogt haar tranen en snuit haar neus. ‘Ik had jou hier niet mee moeten lastigvallen. Dit is een zaak tussen mij en Sam,’ zegt ze. Het klinkt erg koel. Ik blijf nog even zitten, maar dan houd ik het niet langer meer uit. Het lijkt alsof een onzichtbare hand me het huis uit drijft. Ik sta op, neem afscheid van Marjolein en loop dan naar mijn eigen huis. Daar plof ik op de bank neer en verberg mijn gezicht in mijn handen. Wat ben ik nou helemaal voor vriendin?! In plaats van mijn vriendin te steunen, maak ik alleen maar stomme opmerkingen. Maar wat had ik dan moeten zeggen? Het wordt alleen nog maar een grotere chaos in mijn hoofd. Ik moet iets anders gaan doen, zo wordt het ook niet beter. Ineens weet ik het. Ik ga naar Lisa. Snel trek ik mijn schoenen weer aan. Ik stap in mijn auto en rijd naar het huis van mijn zus. Nu maar hopen dat ze thuis zijn.

Een stuk beter in mijn vel rijd ik ’s avonds weer terug naar huis. Lisa was alleen thuis. Stiekem vond ik dat best fijn. Ik had het hele verhaal aan mijn zus verteld. Het voelde fijn om alles eruit te gooien. Daarna had Lisa haar arm om mij heen geslagen en me heen en weer gewiegd. ‘Lotje toch,’ zei ze, mijn koosnaampje dat alleen zij vroeger mocht gebruiken. ‘Wat naar allemaal. En jij zit er tussenin.’ Ze had me precies begrepen. We hadden er nog lang over doorgepraat, totdat we erachter kwamen dat het al zes uur was. Lisa had me uitgenodigd om te blijven eten en dat voorstel had ik met beide handen aangegrepen. Het was een gezellige en fijne avond geworden. En ik voelde me helemaal blij toen ik een appje van Marjolein kreeg: ‘Sorry. Was een beetje over m’n toeren. Morgen praten?’ Ik heb geantwoord met: ‘Is goed, rond een uur of twaalf? Ik ga eerst naar de kerk.’ Het antwoord liet zich niet lang wachten. Een duimpje omhoog. Tevreden had ik mijn telefoon weggestopt. Het is al elf uur als ik thuiskom en ik besluit meteen naar bed te gaan. Eenmaal in bed blijf ik nog lang woelen en draaien. Stiekem zie ik erg op tegen morgen. Wat moet ik als christen tegen een niet-christen zeggen als het over abortus gaat? Mijn buren staan zo anders in het leven als het over zulke onderwerpen gaat. Ik vouw mijn handen en bid God om kracht en wijsheid voor het gesprek morgen.

Toch wel een beetje zenuwachtig bel ik de volgende dag aan bij mijn vriendin. De deur zwaait open. ‘Welkom, leuk dat je er bent!’ Marjolein dirigeert me naar de kamer en wuift mijn aanbiedingen om te helpen af. ‘Ga jij nou maar lekker zitten,’ zegt ze. Uiteindelijk loop ik maar door naar de kamer, waar Sam ook al op de bank zit. Ik slik even. Ik had er niet op gerekend dat Sam er ook zou zijn. Dat zal het gesprek vast een stuk moeilijker maken. Even later komt Marjolein binnen met koffie en koek. Als we allemaal zitten, neemt Sam het woord. ‘Ik hoorde van Marjolein dat ze jou verteld heeft over ons kindje en dat we het weg willen laten halen. Jij was het daar niet mee eens. Vertel, waarom niet?’ Ik haal een keer diep adem en begin dan. ‘Ik ben van mening dat een abortus niet de manier is om met een kindje om te gaan. Laten we er niet omheen draaien, je vermoordt het kindje bij een abortus. Ik geloof dat dat niet is hoe God wil dat we met mensen, hoe klein ze ook zijn, omgaan. Ik snap dat het heel wat is om een gehandicapt kindje te krijgen, maar er zijn heel veel mensen die dolgraag met jullie zouden ruilen. Die pas hun kindje verloren hebben.’ ik stop even. Meteen zegt Sam: ‘Wij zijn geen christenen, dus ik laat je standpunt over jouw God even rusten. En dat wat je zei over moord, zo’n baby leeft toch nog niet echt? Het is nog niet eens geboren, het kan niet nadenken. Dan is het toch nog geen echt mens?’ Ik laat hem rustig uitpraten en zeg dan: ‘Zeker wel. Wist je dat het hartje van een foetus al klopt vanaf ongeveer zes weken? Het leeft dan wel degelijk!’ Ineens moet ik denken aan de preek van vanmorgen over psalm 139. Ik pak mijn mobiel uit mijn tasje en open mijn bijbelapp. ‘Ik wil jullie graag iets voorlezen uit de bijbel, een stukje uit psalm 139,’ zeg ik en ik lees vers 13 tot en met 16 voor. ‘De dichter van deze psalm zegt dat God hem gezien heeft vanaf de moederschoot af, vanaf het allereerste begin af,’ vertel ik. ‘Die dichter had zeker een leven dat over rozen ging,’ antwoord Sam bitter. Hij kreeg vast geen gehandicapt kind.’ Ik schud mijn hoofd en zeg: ‘De dichter, David heet hij, had juist een heel moeilijk leven,’ en ik vertel over alle moeilijkheden die David meegemaakt heeft. ‘Oké…,’ is het enige wat Sam zegt. Naast hem zucht Marjolein eens diep. ‘Bedankt voor je gesprek,’ zegt Sam. Ik kan nou niet zeggen dat ik nu van die abortus afzie, maar we zullen we nog eens over praten.’ Ik voel dat het gesprek nu afgelopen is. Ik had nog veel meer willen zeggen, maar nu is niet het goede moment. Later misschien. En zo komt het dat ik tien minuten later weer thuis ben. Ik voel me niet tevreden. Heb ik niet het verkeerde gezegd? Wat kunnen zij als niet-christenen hier nou mee? Had ik meer over de praktische kant moeten praten? Met een hoofd vol vragen maak ik me klaar om opnieuw naar de kerk te gaan.

Als ik de volgende dag uit mijn werk kom, haal ik eerst de brievenbus leeg. Hé, een foldertje van de NPV. Ineens weet ik het. Dit is de oplossing! Dit hebben Marjolein en Sam nodig! De NPV kan hen helpen, in de zwangerschap en daarna! Zouden ze dan het kindje wel willen houden? Ik heb vanmorgen nog een appje van Marjolein gehad. Ze had gisteren nog een lang gesprek met Sam. Hij vond dat ik een mooi verhaal had opgehangen, maar zag het toch nog steeds niet zitten. ‘Je wil niet weten wat een stress zo’n kind in huis haalt,’ zei hij. De woorden deden pijn. Hoe kan je zo over een waardevol mensenleven praten? Marjolein had niet tegen hem in durven gaan en ze bedankte me voor mijn pogingen om Sam op andere gedachten te brengen. Meteen loop ik naar het huis van Sam en Marjolein en bel aan. Niemand doet open. Ze zullen toch wel thuis zijn? Ongeduldig wiebel ik heen en weer. Nog eens druk ik op de bel. Het blijft stil. Ineens zie ik dat hun auto ook niet op de oprit staat. Ze zullen wel weg zijn. Even overweeg ik de folder door de brievenbus te geven, maar ik besluit uiteindelijk dat ik hem toch liever zelf geef. Dan kan ik meteen nog het een en ander uitleggen over de NPV. Dan trilt mijn telefoon. Ik kijk op het scherm. Marjolein heeft me een sms gestuurd. Met de folder in mijn hand loop ik terug naar mijn eigen huis. Ik plof op de bank neer en open het bericht. Ik lees: ‘Lieve Lotte, bedankt voor alles wat je geprobeerd hebt. Sam ziet de zwangerschap niet zitten, dus we zijn nu op weg naar de kliniek. Het is beter zo. Marjolein.’ Als versteend blijf ik op de bank zitten. Nee… dit kan niet. De oplossing is zo simpel! Wat heb ik gefaald! Waarom heb ik niet eerder aan de NPV gedacht? Even overweeg ik om Marjolein een bericht te sturen dat ik de oplossing heb, maar meteen besef ik dat ze daar echt niet voor terug komen. De tranen springen in mijn ogen. Nu wordt het kindje wreed gedood, vermoord! Dat kan toch niet Gods bedoeling zijn? Ik sluit mijn ogen en bid om redding, voor Marjolein, Sam en hun kindje. Als ik mijn ogen daarna open, voel ik me een stuk rustiger. Nu mag ik het overgeven aan God. Ik kijk naar buiten. De zon schijnt en ik besluit om buiten te gaan zitten met een heerlijk boek op mijn schoot. Vijf minuten later heb ik mezelf geïnstalleerd met boek en koffie in een tuinstoel. Ik doe mijn ogen even dicht en geniet van de zon die op mijn gezicht schijnt. Heerlijk. Ineens hoor ik een ander geluid. Ik schiet overeind en luister nog eens. Ja, ik hoor een auto op de oprit van de buren! Ik vlieg naar de keuken, gris de folder van het aanrecht en loop zo snel mogelijk naar de weg. Ja hoor, daar staat de auto van Marjolein en Sam. Ik zie Marjolein in de auto en Sam rent haastig het huis binnen. Ik tik op het raam aan Marjo’s kant. Het raampje gaat open. ‘Marjo, ik weet het! Ik heb iets wat jullie kan helpen!’ ik steek de folder omhoog. ‘De NPV wil jullie helpen,’ zeg ik, terwijl ik de folder aan Marjolein overhandig. Marjolein pakt hem aan en bekijkt hem belangstellend. Haar ogen beginnen te glanzen. ‘Lot… betekent dit dat ik mijn kindje mag houden?’ vraagt ze. Ik zie de hoop in haar ogen. ‘Overleg met Sam! Misschien wil hij nu wel!’ zeg ik hoopvol. Marjolein opent het portier van de auto en loopt zo vlug mogelijk naar binnen. Ik hoor haar stem Sam roepen en ik knijp mijn handen samen. O God, laat Sam de waarde van het ongeboren leven zien! Ik hoor de spanning in de stem van mijn vriendin als ze Sam verteld van de NPV. ‘Zij kunnen ons helpen, Sam. Echt! Alsjeblieft, laten we het proberen!’ haar stem klinkt smekend. Ik voel me teveel, ook al zie ik ze niet en zij mij niet. Ik draai me om en loop terug naar huis, al biddend om een goede afloop. Thuis plof ik op de tuinstoel neer. Lezen kan ik niet, niet terwijl in het huis naast me een vrouw vecht om het leven van haar kind. Langzaam verstrijkt de tijd. Een kwartier, half uur, een uur. Nog steeds geen teken van leven. Ik sta op en kijk of de auto er nog staat. Gelukkig, hij is er nog! Dat betekent dat ze nog niet naar de kliniek zijn. Ik ruim de tuinstoel op en bedenk dat ik maar beter eten kan koken.

Ik ben net klaar met koken als de deur openvliegt. ‘Lot, Lot!’ meteen herken ik de stem: Marjolein! ‘Ja, en?’ vraag ik vol spanning. Mijn vriendin valt me om de hals. ‘Lot, er is zojuist een wonder gebeurt. Sam wil het kindje houden! Echt waar!’ en ze barst in huilen uit. Ook ik krijg tranen in mijn ogen. ‘Wat fijn, Mar! Wat fijn! Dank u wel, God!’ Marjolein kijkt me opeens aan. ‘Ik heb ook tot God gebeden of ik het kindje zou mogen houden. Heeft hij dan toch nog naar mij geluisterd?' ik knik. ‘Ja, Marjo. God is goed!’ samen huilen we van blijdschap over dit goede nieuws. ‘Wat een toeval dat ik mijn paspoort was vergeten! Nu leeft het kindje toch nog!’ zegt Marjolein blij. Ik schud mijn hoofd. ‘Dat is geen toeval. Dat heeft God zo bestuurd.’ Op dat moment zie ik Marjoleins buik bewegen. Haar ogen stralen. ‘Geen baas in eigen buik, maar ik heb een baasje in mijn buik!’