Studiegenoot heeft andere waarden

Celia Plugge (19) uit Klaaswaal is één keer in Israël geweest. Drie jaar geleden, tijdens een werkweek van school. De studente rechtsgeleerdheid aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam bezocht toen ook Messiasbelijdende Joden.

Karin, studente computerwetenschappen, wil van Celia weten hoe het is om als christen in Nederland te leven. „Wat zijn jouw uitdagingen in de omgang met ongelovige vrienden, je studie en de Nederlandse cultuur?” „Ik ben beschermd opgegroeid”, begint Celia. „Ik ging naar een christelijke basisschool en een christelijke middelbare school. Ik groeide op met gelovige vrienden. Pas op de universiteit kwam ik voor het eerst buiten de christelijke bubbel. Ik merkte duidelijk dat studiegenoten anders denken, bijvoorbeeld over onderwerpen als abortus en euthanasie. Maar omdat op de universiteit mensen van veel verschillende religies zitten, is het niet echt een gespreksonderwerp. Iedereen respecteert elkaar en elkaars overtuigingen, waardoor er geen confrontaties ontstaan”

„Is het een nadeel om in een christelijke gemeenschap op te groeien?” vraagt Karin, die zelf uit een familie komt waarin verder niemand gelooft in de God van de Bijbel. „Ik vind het allereerst een voorrecht”, reageert Celia. „Het was goed om beschermd op te groeien, maar daardoor is het wel meer confronterend als je mensen met een andere overtuiging tegenkomt.”

„Waar ontmoet je in Nederland –buiten de kerk– andere jonge christelijke gelovigen?” wil Hadas van Celia weten. Zelf vindt Hadas het vaak ingewikkeld om met medegelovigen in contact te komen. Celia erkent dat het op een universiteit moeilijk is om andere christenen te ontmoeten. „Omdat ik ben opgegroeid in een bubbel, ken ik de meeste van mijn christelijke vrienden al vanaf de basisschool.”

Oudere gelovige onmisbaar

Marlou Karens (19) uit Lunteren studeert rechten aan de Universiteit Utrecht en is lid van studentenvereniging CSFR. „Waarom ben je rechten gaan studeren?” vraagt de Israëlier Shaul, die zelf liever piloot wordt. „Eerst deed ik bedrijfskunde, maar wat ik tijdens die studie leerde over recht, vond ik veel interessanter. Toen ben ik van opleiding geswitcht.”

„Ik vind het interessant dat jonge Israëliërs in het leger dienen”, stelt Marlou. „Hoe is het om na je middelbareschooltijd eerst het leger in te gaan?” Shaul: „Door het leger word je snel volwassen. We leren discipline. En je ontmoet er vrienden voor de rest van je leven. Die vrienden zijn vaak mensen met heel verschillende achtergronden. Ook voor een christen is het goed om veel verschillende mensen te kennen, zodat je leert communiceren.” Shaul komt uit een orthodox-Joodse familie, vertelt hij. „Ik houd van ze en praat met hen over mijn geloof, maar dat accepteren ze niet. En als wij als christelijke gelovigen bij elkaar komen, maken orthodoxe Joden soms herrie om de dienst te verstoren. Maar ik bid nog steeds voor hen.”

De Lunterse Marlou heeft ook een vraag aan de Israëlische Karin. „Je vertelde dat je de enige in de familie bent die christen is. Weten ze dat jij gelooft?” „Jazeker”, lacht Karin. „Op mijn elfde namen een oom en tante mij mee naar een christelijke gemeente. Zij gaan zelf inmiddels niet meer naar de kerk, maar God gebruikte hen om mij in contact te brengen met het Evangelie. Dat vind ik nog steeds heel bijzonder. Gelukkig accepteerden mijn ouders dat ik naar de kerk ga. Maar ik vond het wel lastig dat mijn ouders in het geloof geen identificatiefiguur voor me waren. Ze houden er een andere moraal op na. Als ze me vragen om te liegen, weiger ik. Dat vinden ze vreemd.”

Bevoorrecht met een eigen kerk

„Ik mocht Israël inmiddels twee keer bezoeken”, vertelt Maarten Murre (26) uit Rotterdam. Het lid van studentenvereniging Vox Viva ziet de digitale bijeenkomst als „een unieke kans om met jongeren uit Israël in gesprek te gaan over onze verschillende leefwerelden.”

Hadas vertelde eerder in de uitzending van het deputaatschap voor Israël dat ze met enkele tientallen mensen in een voorstad van Jeruzalem een nieuwe gemeente heeft gesticht. „Hoe kijkt de overheid naar jullie?” wil Maarten weten. Hadas: „Goede vraag. Voor christenen is het lastig om een gemeente te beginnen. De eerste tijd belegden we diensten in het park om elkaar te ontmoeten. Dat was een speciale ervaring. Vorige week hebben we voor het eerst een gebouw kunnen huren. We voelen ons erg bevoorrecht.”

Omdat Israël een democratie is, kan de overheid een kerkelijke gemeente niet verbieden om samen te komen, legt Hadas uit. „Maar de overheid is ook niet erg aanmoedigend. In de ogen van orthodoxe joden zie je soms de haat. In zekere zin is dat een goed ding, want de Heere Jezus heeft al gezegd dat we gehaat zullen worden. Ik ken over de hele wereld verhalen van mensen die worden gestraft omdat ze geloven. Ik prijs God dat dat in ons land niet zo is.”

Hadas bevraagt Maarten op de omvang van de gemeente waar hij uit komt. Gemeenten in Israël bestaan vaak uit maximaal driehonderd mensen. „Wij vormen nu met twintig, dertig mensen een kerk. Hoe is het om in een gemeente te zitten die bestaat uit duizend mensen?” „Dat is vooral een grote zegen”, vindt Maarten, die uitlegt dat een kerk met duizend leden in Nederland niet uitzonderlijk is. „In onze kerk zijn er voor alle leeftijdsgroepen verschillende activiteiten. Voor iedereen zijn er altijd genoeg christelijke leeftijdsgenoten. Geweldig!”

dep-israel.nl/jongerenbijeenkomst