Verkrampt loop ik de examenzaal van de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap uit. Het valt ook niet mee, negen kantjes volpennen in een tijdsspanne van slechts tweeënhalf uur. Het resultaat van een ochtendje stressen in Apeldoorn.

De ellende begint al bij vraag 1. In de vraag wordt het begrip 'moedernegotie' genoemd. Joost mag weten waar dat op mag slaan. En dan moet ik ook nog eens het verband noemen met de opkomst van de gecommercialiseerde landbouw. Tja. Een niet nader te noemen docent fluistert me wat mogelijke antwoorden in. Vanuit sportief oogpunt heb ik zijn wijze adviezen maar even in de wind geslagen. Achteraf bleken zijn raadgevingen ook nog eens de plank te mis te slaan.

Een uitkomst vormen de vele bronvragen. Dat zit zo: je bekijkt een bron, leest de bijbehorende tekstjes en schrijft je interpretatie op. Daar hoef je tenminste niet voor te leren. Puur inzicht. Ideaal om onderweg verloren punten te compenseren.

Vraag 3 roept herkenning op. Een calvinistische predikant, Jacobus Trigland uit Haarlem, waarschuwde in zijn tijd al tegen de verwerpelijke moraal van Brabanders en Vlamingen die zich in de noordelijke Nederlanden vestigden. 'Zodra de Brabanders hier kwamen, begon hier de pronkzucht.' Een vooruitziende blik op de crisis van het huidige België. Taal naar mijn hart van deze gerespecteerde oudvader.

Dan volgen een paar vragen over de VOC. Hoe zat dat ook alweer? Onwillekeurig gaan mijn gedachten in deze roerige campagneweken naar Balkenende en diens veelgeciteerde â€VOC-mentaliteit.†Maar dat is heel iets anders. Dan maar wat opzichtig improviseren.

Opgave 7 hoef ik niet te maken. Met veel omhaal van woorden probeert een docent de zaal duidelijk te maken dat die vraag overgeslagen mag worden. Verwarring alom. Een collega helpt hem uit de brand door een kort en krachtig 'vraag 7 doorstrepen.' Hilarisch moment. Even een ogenblik van ontspanning.

Vraag 10 levert een zelfdesoort wanhoop op als de eerste vraag. Alweer een onmogelijk begrip: 'voorbijlandvaart'. Wie verzint zo'n woord? Het oude recept: een definitie verzinnen en maar hopen dat die in de buurt komt van een goed antwoord.

Tijd voor een paar ontspanningsoefeningen en een teug cafeïne. Mijn nek en schouders lijken na een uurtje fanatiek pennen muurvast te zitten. Ik merk dat ik mijn pen steeds krampachtiger hanteer. Topsport, zo'n examen maken. Maar na een colaatje geloof ik weer in mijn kansen.

Dat was het dan, de eerste dertien vragen van het onderdeel 'Dynamiek en stagnatie in de Republiek'. Nog even de overige dertien vragen maken over 'Dekolonisatie en Koude Oorlog in Vietnam'. Mijn parate kennis over Azië is behoorlijk weggezakt, vrees ik. Dat zal wel inherent zijn aan het feit dat ik alweer zes jaar geleden examens gedaan heb.

Ook nu krijg ik weer hulp van een aantal bronnen die lachwekkend simpel zijn. En de inleidende vraag over de Koude Oorlog was een weggevertje. Mooi, eindelijk een aantal punten cadeau.

Bij vraag 18 begint het okselzweet weer te stromen. Diem? Nog nooit van gehoord. Vietcong? Was dat niet een soort guerrillabeweging? Of ben ik nu in de war met de Vietminh? Op de gok vul ik wat vragen in.

Het jaar 1971, Pentagon Papers. Ook hier moet ik diep in mijn geheugen graven. Het Pentagon is het Amerikaanse ministerie van Defensie. Oké, maar die Papers? Misschien iets met de Watergate-affaire onder Nixon? Nee, toch niet. Gelukkig stuurt de vraag in de richting van het oorlogsrecht. Ik krabbel maar wat neer over strengere resoluties in de Amerikaanse grondwet ten aanzien van mensenrechten. We zullen wel zien.

Enigszins geïrriteerd beantwoord ik de laatste opgaven over de oorlog in Vietnam en de negatieve publieke opinie in de Verenigde Staten. Het komt allemaal wel weer lekker politiek correct over. Maar dat terzijde.

Nu is het wachten op de uitslag. Na een paar telefoontjes blijkt dat mijn examen ergens verloren is gegaan in de grote stapel. Voorlopig onvindbaar. Maar als ik een voorspelling mag doen: ik gok ergens rond een 6. Geheel conform de Nederlandse 'zesjescultuur.' Historisch verantwoord.