Mijn Binas-boekje heb ik vanmorgen onder het stof vandaan gehaald. Voor de rasechte alfa-mensen onder ons: een boekje waarin je informatie kunt vinden over de vakken biologie, natuurkunde of scheikunde.

Scheikunde was mijn nachtmerrie op school. De elementen uit mijn hoofd leren ging nog wel. AU is goud, HG is kwik, en PB lood. Ik ben er ook heel trots op dat ik de formule van glucose (C6H12O6) nog steeds weet. Maar verder kom ik niet.

Ontploffing

Wat ik me wel als de dag van gisteren herinner, is hoe ik het spierwitte plafond van een net nieuwe school een mooi bruin kleurtje heb gegeven door mijn brouwsel in de erlenmeyer (dat glas in de vorm van een bloemenvaas) te laten ontploffen. Het was beter voor iedereen dat ik scheikunde er in de derde uitgooide.

Maar nu komt het vak weer terug. Gisteren heb ik zenuwachtig het examen van vorig jaar bekeken. Ik snap de vragen niet eens. Ingewikkelde molecuulstructuren staarden me aan. Dit wordt niks.

Ik loop de school binnen. Kluisjes, gladde grijze vloeren, rode klapdeuren. Een gang met veel ramen leidt me naar de gymzalen van het Calvijn College. „Vandaag worden de examens scheikunde (vwo), economie (vmbo) en tekenen (havo) gemaakt”, vertelt een docent door de microfoon. Hoor ik dat nou goed? Is er nog een uitweg?

Trouwjurk

Een bijlage met veelkleurige plaatjes, waarop onder meer de trouwjurk van Máxima is te zien, ligt op mijn tafel. Is dit scheikunde? Ik kijk nog eens goed. In een vlaag van verstandsverbijstering heb ik gevraagd of ik toch een ander examen mocht maken.

„Journalisten zijn net scholieren”, lacht de docent door de microfoon. „De mevrouw van Puntuit vindt het scheikunde-examen toch wat te moeilijk en gaat daarom voor tekenen.” De hele zaal begint te lachen.

Ik kan er zelf ook wel om grinniken. Ik ben nog niks veranderd sinds de middelbare school. Daar koos ik ook voor het zogenaamde ‘pretpakket’. Wel met biologie (vandaar dat ik me C6H12O6 nog herinner).

Makkie

Zodra ik alle benodigde papieren heb, ga ik ijverig aan de slag. Wat een leuk examen! „Kijk naar afbeelding 1-6. Het Maritiem Museum roept associaties op met de scheepvaart. Beschrijf twee aspecten die doen denken aan de scheepvaart.” Wat een makkie. Het gebouw lijkt vanaf de punt gezien precies op de voorsteven van een schip. En die kleine raampjes passen ook bij dat beeld. Volgende vraag.

Na het Maritiem Museum gaat het over een bibliotheek van de Italiaanse hertog Federico da Montefeltro. Ik heb nog nooit van de beste man gehoord, maar hij heeft een prachtige bibliotheek. Muren van hout, waarin allerlei voorwerpen en vergezichten zijn uitgesneden.

Vraag 11: De juiste term voor de vorm van illusionisme, waarbij de voorstelling bedrieglijk echt lijkt, is dat: A clair-obscur, B projectie, C repoussoir of D trompe-l’œil? Clair-obscur, is dat niet iets met licht en donker? Een projectie is het ook niet. Wat die andere twee Franse termen inhouden, kan ik niet bedenken.

Op de punt van mijn tafel zie ik een woordenboek liggen. Natuurlijk, ik kan het gewoon opzoeken. Trompe-l’œil: schildertechniek die bedrieglijk realistisch aandoet. Het is niet geschilderd, maar het kan niet missen dat dit het goede antwoord is.

Onzin

Na de bibliotheek komen nog vragen bij afbeeldingen van glas-in-loodramen, mode (van Valentino, Viktor & Rolf en Iris van Herpen) en affiches.
Ik ben op tijd klaar. De leerlingen die ik na afloop spreek, vonden het examen makkelijk. „Ik had dat gevoel ook”, reageer ik. „Maar ik heb het idee dat ik ook juist heel veel onzin heb opgeschreven.” Ze beginnen te lachen. „Dan heb je het waarschijnlijk goed gedaan!”

Streng nakijken levert me een 6,5 op. Ik heb op de middelbare school zes jaar het vak kunst gehad. Een voldoende was ik dus aan mezelf verplicht. Ik ben blij dat ik het scheikunde-examen niet heb gemaakt.