Daar zit ik dan. In een overvolle gymzaal. Vijf jaar geleden maakte ik ditzelfde examen op de Guido de Brès in Rotterdam. Ook al in zo’n grote gymzaal. Nu zit ik tussen de leerlingen van het Ichthus College in Veenendaal.

Er zijn wat mededelingen vooraf. „Mensen die nog een telefoon bij zich hebben, kunnen deze nu inleveren.” Er komt geen respons uit de zaal. Iedereen is goed voorbereid. „Alles wat sist en kraakt mag nu vast worden opengemaakt. Dan maakt het straks geen herrie. Oh ja, die lolly’s die op jullie tafel liggen, krijgen jullie van het gebedsteam.”

Kraken

Jammer, op mijn tafel geen lolly. Bij mijn buurman wel, een roze zie ik. Hij heeft het papier er al afgehaald. „Dank je wel”, fluister ik in mijzelf. Want kraken is wel het laatste waar ik behoefte aan heb tijdens het maken van dit examen.

Maar ik mag niet klagen, zo roep ik mijzelf tot de orde. Ik heb tenslotte niets te verliezen als ik slecht scoor. Hooguit mijn reputatie. Ik hoor het mijn moeder al zeggen: „Een onvoldoende? Maar jij bent toch zo goed in Nederlands?” Het schaamrood staat me bij voorbaat op de kaken. Ergens ben ik wel een kleine beetje zenuwachtig. Ik wijt het aan de examensfeer die in de school hangt.

Lamme hand

Na Bijbellezen en gebed worden de examens uitgedeeld. Als iedereen voorzien is van een opgave- en bijlageboekje gaan we van start. Vraag 1: Welk mogelijk bezwaar wordt in tekst 1 ontkracht? Dit lukt me nog wel. Maar dat geluksmoment duurt niet lang. Als ik snel de vragen bekijk, bekruipt mij het ongemakkelijke gevoel dat de kans op een lamme hand heel groot is. Ook zijn de teksten waarover vragen worden gesteld niet de makkelijkste. Drie keer lezen blijkt een vereiste voor een ongetrainde persoon als ik.

Mijn politieke kennis wordt zijdelings nog wat bijgespijkerd. Mark Rutte, Frans Timmermans en Hans Spekman komen voorbij. En –ik steek veel van dit examen op– waar ik ook achter kom: het is in Nederland niet best gesteld met de dierenjournalistiek. Wat dat is? Het gaat om het verslaan van enkel nieuwtjes over dieren. Nooit van gehoord. Al met al vind ik het examen best boeiend en, je verwacht het niet van een examen zelf, behoorlijk leerzaam.

Cola

Halverwege komt de conciërge langs met een flinke kar vol frisdrank. „Iedereen heeft een kaartje op tafel, daarop kun je aankruisen wat je wilt drinken”, vertelde hij voor de start van het examen. Vanbinnen huil ik een beetje. Op mijn tafel ligt geen kaartje. De afwezigheid van de lolly had ik al verwerkt, maar ik hoopte zo op een bekertje cola. Al schrijvend en denkend houd ik de conciërge en zijn kar nauwlettend in de gaten. Ik maak me druk om het bekertje cola dat straks aan mij voorbijgaat. Ik houd hoop. De man kijkt zo vriendelijk. Hij zal mij, zonder briefje, vast niet voorbijgaan. Toch?

Halfvijf. Ik ben klaar en de examentijd is voorbij. Mijn pennen en het flesje water neem ik mee. Een bananenschil en een leeg bekertje –de cola ging niet aan mij voorbij!– belanden in de prullenbak.

En het cijfer? Daar maak ik mij niet meer druk om. Na een kritische nakijksessie kom ik uit op een cijfer tussen de 6 en de 8. Vijf jaar geleden haalde ik een 7. Ik ben dik tevreden.