Waarom ik voor biologie gekozen heb? Zomaar, somber ik tegenover een surveillant in de examenzaal van de Pieter Zandt. Eigenlijk heb ik een beetje spijt van mijn keuze. Vooral nadat biologiedocent De Roos me vriendelijk informeerde dat het waarschijnlijk makkelijker zou zijn ongeleerd een vwo-examen te maken vol inzichtvragen. „De vmbo’ers hebben flink moeten stampen”, verzekert hij me.

„Ach, je toekomst hangt er niet van af”, zegt de surveillant, die de geplastificeerde pakketjes met examens netjes legt. Nee, dat is waar. Tenminste: ik ga er niet van uit dat ik ontslagen word om een magere score voor dit biologie-examen. En een carrièreswitch naar bioloog zit er niet in, dus daar hoef ik me ook geen zorgen over te maken.

Toch spits ik mijn oren als ik een paar leerlingen vlak voor de start van de examens nog snel even wat informatie aan elkaar hoor doorgeven. „Je slagader gaat toch van het hart af, hè?” vraagt een meisje met een rood jasje aan een meisje met een groen truitje. Die laatste knikt bevestigend. „Met zuurstofrijk bloed”, voegt ze eraan toe. „En de longader loopt door heel het lichaam.”

Ik sla het op in mijn geheugen; wie weet heb ik er straks nog wat aan.

Na het Bijbellezen en het gebed worden de examens uitgedeeld. We moeten vijftig vragen maken, goed voor zestig punten. Bij vraag 1 staat een plaatje van een tulp, met daarin de letters Q en R. Welke voortplantingsorganen van de tulp worden met deze letters aangegeven? De stamper en de meeldraden. Ha, dat weet ik toch maar. Blijkbaar zat die informatie opgeslagen in een laatje in mijn hersenen waarvan ik het bestaan niet eens meer wist.

Maar het wordt moeilijker: zo is er bij planten sprake van geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting. Maar wat was nu ook alweer wat? En waar bevinden zich de huidmondjes van een watergentiaan?

Vraag 6 gaat over een druipzakpijp. Ik grinnik even. Als ik niet beter wist, zou ik denken dat het een scheldwoord was. De leerlingen kijken er echter niet van op.

Intussen steek ik veel op van dit examen. Eén kilo spinazie eten zorgt ervoor dat je meteen aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid ijzer zit, ontdek ik. Niet dat iemand het in zijn hoofd zal halen om zich vol te proppen met dit krachtvoer, maar toch. Wist je dat chimpansees in Ivoorkust alleen een andere chimpansee groeten als die een hogere rang heeft dan zij? De alfamannetjes uitgezonderd, natuurlijk. Die patsers staan blijkbaar boven alle sociale omgangsregels. Gek genoeg doet me dit aan een bepaald type jongens denken.

Eigenlijk is dit examen lang niet zo erg als ik gedacht had. Ook de meeste leerlingen lijken er weinig moeite mee te hebben. Na anderhalf uur, als het eerste vertrekmoment aanbreekt, stroomt de helft van de gymzaal leeg. Bij het tweede vertrek­moment, een kwartier later, houd ook ik het voor gezien. Ik kan nog wel een kwartier lang gaan zitten bedenken of het BMR-vaccin nou antigenen of antistoffen heeft, maar daar kom ik toch niet uit.

Docent De Roos neemt mijn blaadje in ontvangst. „Dit wordt wel een voldoende”, fluister ik zelfverzekerd. Hij kruipt in een schoolbankje, zet zijn nakijkbril op en bestudeert het examen aandachtig.

Buiten de examenzaal staat een aantal leerlingen na te praten. Daar blijkt dat mijn vermoeden over het niveau van het examen klopt. „Een makkie”, vonden ze.

Toch voel ik me trots als De Roos met mijn papieren naar buiten komt en laat zien dat ik 41 van de 60 punten gehaald heb. „Goed voor minstens een 6,8”, zegt De Roos. „Een 7,8 als ik ervan uit ga dat er een punt bij opgeteld wordt.” Nee, die homo­zygote runderen zijn nog steeds niet aan mij besteed, maar biologie is toch leuker dan ik dacht. Ik houd m’n carrièreperspectieven nog even open.