Bij binnenkomst in de examenzaal is het toch even slikken. Vijftien jaar geleden haalde ik voor mijn atheneumexamen geschiedenis een mooie 8,9. Een score van een zesje of lager vandaag zou op zijn minst onthutsend zijn.

Het eerste gedeelte is weinig hoopgevend. Mijn kennis van de geschiedenis van de twintigste eeuw is redelijk tot goed, maar het gewest Holland in de vijftiende eeuw zegt me een stuk minder. Laat staan dat ik iets weet over de Pragmatieke Sanctie van Karel V en het bestuursbeleid van de Habs­burgers.

En dan de Engelse koningshuwelijken. Opdracht is om zes gebeurtenissen rond die huwelijkssluitingen in de juiste chronologische volgorde te zetten. De hertog van Anjou, Jacobus, Maria d’Este: het zijn namen die bij mij niet direct op het netvlies staan. Tussendoor is sprake van oorlog tussen de Republiek der Nederlanden en Engeland. Het duizelt me. Later hoor ik dat dezelfde vraag in het gelijktijdige atheneumexamen zit. Hoezo havo?

Het optreden van Alva in de Nederlanden, de Bloedbruiloft in de Bartholomeüsnacht in 1572 en de Pacificatie van Gent zeggen me al iets meer. Toch blijven de vragen lastig. Het tweede deel van het examen –dat handelt over de oorlog in Vietnam– ligt me beter. De dominotheorie van Eisenhower komt langs, evenals de Akkoorden van Genève. Het succes van de Vietcong werd onderzocht door een Amerikaanse wetenschapper die daarvoor een belangrijk lid van de communistische partij in Zuid-Vietnam interviewde. Ik bijt mijn tanden stuk op de vraag om twee argumenten voor en twee tegen de betrouwbaarheid van de bron te noemen.

Aardig is de vraag over de foto uit 1965 waarop twee Amerikaanse mariniers een jong in het gras weggedoken gezin beschermen tegen een sluipschutter van de Vietcong. De mariniers staan rechtop, een niet te missen doel voor de schutter. Is de foto echt, of pure propaganda?

Gistermiddag stelde een hoogleraar op de radio dat het havo-examen geschiedenis moeilijker was dan dat van het atheneum. Dat belooft weinig goeds. ’s Avonds volgt een telefoontje. In het meest gunstige geval blijf ik steken op een zesje. Een bittere pil, hoewel docente Vos benadrukt dat het examen veel specifieke voorkennis vereiste.