„Eigenlijk zijn het gewone jongens”, zegt Susanne. „Ze gedragen zich stoer tegenover elkaar, maar zijn stiekem bang voor meisjes. Sommigen komen uit pure nieuwsgierigheid naar de kerkdienst, anderen omdat iemand in hun omgeving het geloof belangrijk vindt. Maar er zijn ook jongens die meer willen weten van het geloof en voor Jezus willen leven.”

Elke maand is Susanne bij de zondagse diensten in een jeugdgevangenis – waar precies mag om veiligheidsredenen niet in de krant. Samen met de andere vrijwilligers verzorgt ze na de preek een praktische invulling van het thema. „Pas hadden we voor alle gevangenen een kaart geschreven. Dan probeer je een tekst te zoeken die past bij iemands persoonlijke situatie of bij de vragen waarmee hij rondloopt.” 

„Het is zo mooi om met z’n allen te zingen over het kruis dat Jezus droeg.”

Na de dienst is het tijd voor koffie en een praatje met de bezoekers. „We hebben het vaak over het dagelijks leven: hoe het verlof was, hoe het gaat met hun familie en vrienden.” Ook praten ze door over de dienst en de boodschap van de preek. Susanne herinnert zich wat een gevangene vertelde over de strijd tussen zijn verkeerde verlangens en goede voornemens. „In de gevangenis wil hij voor Jezus leven, zei hij. Dan wint Hij het van de duivel. Buiten de gevangenis trekken zijn oude vrienden en het kwaad.” 

Verkeerde pad
Soms zijn er lastige discussies. „Er zijn jongens die best in God willen geloven, maar eigenlijk niet willen horen dat er dingen zijn die je niet mag doen. Ze vinden het kwade veel te fijn. „God is toch liefde”, zeggen ze dan.”

Woorden zijn belangrijk, zegt Susanne, maar dat je speciaal voor hen naar de gevangenis komt, vinden de jongens pas echt bijzonder. „Door de maatschappij zijn ze aan de kant gezet, maar dankzij de diensten weten ze dat God bestaat en dat Hij om hen geeft. Maar het blijven jongens met een grote mond en stoere praat die niet snel hun hart laten zien.”
De bezoeken maken haar bewogen met de gevangenen. „Ze zijn nog zo jong, de meesten tussen de zestien en de twintig. Het lijkt wel of alles misgaat in hun leven. Dat maakt hen niet zielig. Het is maar goed dat ze vastzitten, denk ik soms. Je zou maar door een van hen verkracht zijn…” Toch ziet ze achter de muren van de gevangenis ook een andere kant. „Bij de meesten is er al zo veel fout gegaan in hun jeugd: slechte voorbeelden thuis, gebroken gezinnen, nooit liefde gekend. Dan is het bijna logisch dat ze het verkeerde pad op gaan.”

Dankbaar
Het raakt haar wat de jonge gevangenen mee­maken. „Een kerel, hij is nog jonger dan ik, moet zijn vrouw en driejarig kind achterlaten. Zo’n verhaal maakt mij dankbaarder voor mijn eigen leven. Ik kan elke dag genieten van de mensen om mij heen, zij niet. Soms vind ik dingen in mijn leven ook moeilijk, maar de verhalen van die jongens zetten mijn zorgen in een ander licht.”

„Als ik zie dat het ook anders kan en waar dat toe kan leiden, waardeer ik des te meer dat ik ben opgegroeid met de Bijbel en dat mijn wieg in een stabiel gezin stond. Toen ik de jongens in de gevangenis ontmoette, drong pas tot me door: elke week naar de kerk en Bijbellezen zijn zegeningen.”


Om veiligheidsredenen is gebruik gemaakt van een gefingeerde naam.

Dit is het zesde deel in een artikelenserie van het LCJ over ”Bijzonder ;) jong”. Hierin worden jongeren geïnterviewd die een bepaalde levensles hebben geleerd die ze graag willen doorgeven aan tieners.