Lucas heeft een andere achternaam dan de vier oudere, biologische, kinderen van de familie Ebbers. En zijn twee jongere pleegzusjes heten wéér anders. Alleen de één jaar oudere Melissa is een echte zus van Lucas. Met haar heeft Lucas geen specialere band dan met de rest van het gezin. Zij is ook gewoon een zus. „We zijn één familie”, ervaart Lucas. „Alleen op de momenten dat onze biologische ouders op bezoek komen, besef ik dat Melissa mijn echte zus is.”

"We zijn één familie."

Zijn biologische moeder komt één keer per jaar op bezoek, zijn vader vier keer. Het zijn dé momenten waarop Lucas zich realiseert dat hij een pleegkind is. Met zijn moeder speelt hij vaak een spelletje als ze langskomt. „Dan krijg ik nog het meeste contact met haar. Maar ik merk dat ze echt niet voor kinderen kan zorgen door haar psychische problemen.”

Ook het bezoek van zijn biologische vader voelt iedere keer wat vreemd. De man met een Turks-Koerdische achtergrond neemt altijd zijn vader en moeder mee. „Met hen kan ik nauwelijks praten omdat ze een andere taal spreken”, legt Lucas uit. Toch is hij blij dat hij nog contact heeft met de vader en moeder uit wie hij is geboren. „Adoptiekinderen zijn vaak heel nieuwsgierig naar waar ze vandaan komen. Ik heb dat gelukkig niet.”

Zielig
Mensen vinden pleegkinderen vaak zielig, merkt de 2 tto’er van de Jacobus Fruytier scholengemeenschap in Apeldoorn. Maar daar wil Lucas niets van weten. „Ik ben precies hetzelfde als iedere andere jongen van mijn leeftijd.”

"Ik ben precies hetzelfde als iedere andere jongen van mijn leeftijd."

En daarom legde hij meteen op zijn eerste schooldag aan zijn klas uit hoe het komt dat hij een andere achternaam heeft dan zijn ouders. Dan is het geheimzinnige er af. „Mijn klasgenoten konden er prima mee omgaan.” Zelf realiseert Lucas zich vaak niet eens dat zijn moeder niet de vrouw is die hem het leven schonk.

Zijn moeder kent hem dan ook al vanaf zijn geboorte. Doordat het gezin Lucas’ zus een jaar eerder al onder zijn hoede had genomen, wisten ze dat er nóg een kind aan zat te komen. De ouders van Melissa vertrouwden de familie Ebbers ook hun tweede kind toe. Lucas’ moeder mocht er zelfs bij zijn toen zijn biologische moeder van hem beviel. Vanaf het eerste moment was duidelijk dat deze jongen, net als zijn oudere zus, bij de familie Ebbers op zou groeien. De naam Lucas bedachten de moeders samen. Na drie dagen werd Lucas door zijn biologische moeder naar het pleeggezin gebracht.

Uitverkozen
Lucas prijst zich gelukkig dat hij in een christelijk pleeggezin is opgenomen en een Bijbelse opvoeding krijgt. „Ik voel me uitverkozen. Want 90 procent van de Nederlanders groeit niet op met het geloof in God. Dat zou ik ook niet gedaan hebben, als ik bij mijn biologische ouders zou zijn gebleven. Nu geloof ik in God.”

"Ik voel me uitverkozen."

Op zijn zevende wilde Lucas samen met Melissa worden gedoopt. „In de preek zei de dominee vaak: „Jullie zijn gedoopt, apart gezet.” Dan keken wij met een schuin oog naar onze moeder. Want wij waren niet gedoopt.”

Na gesprekken met zijn voogd, Jeugdzorg en de kerkenraad van de gereformeerde gemeente van Doetinchem blijkt de doopwens geen probleem. Ds. A. P. Baaijens komt bij Lucas en zijn zus thuis om dooponderwijs te geven. Gewoon op de bank. Lucas aan de ene kant, Melissa aan de andere. „Ik moest het Onze Vader uit mijn hoofd leren, Melissa de Twaalf Artikelen”, herinnert Lucas zich.

Op de dag zelf mochten Lucas en zijn zus gewoon zelf naar de doopvont lopen. Na de dienst kwam de voltallige familie bij elkaar. „Mijn neefjes wilden weten of ik nog nat was”, herinnert Lucas zich.

"Familie, dat zijn de mensen die van je houden."

Genen
„Familie, dat zijn de mensen die van je houden”, vindt Lucas. Natuurlijk merkt hij dat hij andere genen heeft dan de rest van de familie Ebbers. „Zij zijn vaak heel nuchter en opgeruimd, ik ben soms wat stiller en in mezelf gekeerd. Maar dat is een stukje van mijn eigen karakter, dat ik ook mag hebben. Dat doet niets af aan de familieband.”

Lucas is dankbaar dat hij deel is van de familie Ebbers. In de toekomst wil hij zelf ook pleegvader worden. „Mensen die pleegkinderen zielig vinden, snappen het niet. Het zou juist zielig zijn als ik in mijn thuissituatie zou moeten opgroeien. Dan was er echt niks van mij terechtgekomen. En had ik me niet zo kunnen ontplooien.”

"Ik wil later ook pleegvader worden."

„Alles goed en wel, maar je hebt dan wél een vrouw nodig die het met je eens moet worden”, lacht mevrouw Ebbers. Maar Lucas laat zich niet uit het veld slaan. „Ik leg gewoon uit hoe goed pleegzorg is. Dan overtuig ik haar wel. Ik ben nooit iets tekortgekomen. Dat wil ik doorgeven.”


Dit is deel 2 in de serie ”Anders behuisd”.