Van den Berg werkt als archeoloog voor het Archeologisch Dienstencentrum (ADC) in Bunschoten, een bedrijf dat in opdracht van derden opgravingen verricht. Ze groeide op in Schipluiden, waar haar ouders een boerderij hebben. "Archeologisch gezien is het een rijk gebied. In onze moestuin zocht ik al op jonge leeftijd naar scherven. Dat deden alle kinderen uit mijn klas trouwens. Omdat ik lid was van de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis (NJVG), mocht ik met een stadsarcheoloog wel eens een kijkje nemen bij een opgraving. De interesse voor archeologie zat er al vroeg in."

Het is een misverstand om te denken dat alle mensen die bij een opgraving betrokken zijn, archeoloog zijn. In nauwe samenwerking met de veldarcheologen zijn veldtechnici bezig met meten, tekenen en onderzoeken, legt Van den Berg uit. "De veldarcheoloog of projectleider geeft leiding aan het onderzoek. Hij zegt bijvoorbeeld waar en hoe diep gegraven moet worden en bepaalt de historische waarde van de vondsten. Na afloop van de opgraving schrijft hij het rapport voor de opdrachtgever. De veldtechnicus gaat met het materiaal aan de slag: hij controleert en wast de vondsten en kleurt onder meer de tekeningen van de opgraving in. Ook allerlei specialisten, bijvoorbeeld op het gebied van aardewerk, leveren hun bijdrage."

Archeologen houden zich alleen bezig met het opgraven van oude beschavingen of samenlevingen, licht Van den Berg toe. "Het gaat ons om dat wat mensen hebben nagelaten. Met het skelet van een mammoet kunnen we niet zoveel. Dergelijke vondsten behoren tot het terrein van de paleontoloog."

Niet happig

Wanneer het vermoeden bestaat dat er ergens waardevolle voorwerpen in de grond zitten, kan een verkennend onderzoek worden verricht. "Een aantal proefsleuven in het terrein moet dan uitsluitsel geven over de juistheid van de vooronderstelling. Bij een positief resultaat heeft daarna eventueel een definitief onderzoek plaats."

Niet zelden worden de eerste vondsten gedaan tijdens bouwwerkzaamheden. Voor het aanleggen van funderingen moet nu eenmaal diep in de grond worden gespit. "Ondernemers zijn niet happig op het vinden van oudheden", weet Van den Berg. "Archeologisch onderzoek betekent meestal dat een project vertraging oploopt. Bovendien zijn de kosten voor rekening van de bouwer. Gelukkig is over enige tijd de Wet van Malta van kracht, die voorschrijft dat er bij bouwprojecten ruimte moet zijn voor archeologisch onderzoek. Op dit moment wordt al in de geest van deze wet gehandeld.

Particulieren die het veld moeten ruimen voor nieuwbouwprojecten, richten hun woede nogal eens op ons, omdat ze meestal het eerst met archeologen te maken krijgen. In overleg met boeren worden akkers vaak pas na de oogst omgespit. Toch vinden zij dit gerommel in de grond niet altijd prettig, omdat het de kwaliteit van hun akker zou kunnen aantasten. Ooit ben ik met een buks van het land geschoten. Soms moet je praten als Brugman om het belang van een opgraving duidelijk te maken. Draagvlak creëren is belangrijk in ons vak. Daarom organiseren we voor belangstellenden meestal één keer per week een rondleiding over een opgraving. Op een paneel geven we de voorlopige resultaten weer."

Verkleuringen

Voor een buitenstaander lijkt een opgraving vaak een saaie bedoening. Af en toe duiken in de krant berichten op over een spectaculaire vondst. Nog niet zo lang geleden werden bij Utrecht de resten van een Romeinse wachttoren gevonden. In werkelijkheid valt er voor het ongeoefende oog meestal maar bitter weinig te zien van vroegere beschaving. Judith: "Sporen bestaan soms uit niet meer dan verkleuringen van de grond. Vierkante vlekken die iets donkerder afsteken bij de omgeving kunnen de plaats markeren waar langgeleden de houten palen van een woning hebben gestaan. Vaak is het moeilijk om de vertaalslag te maken, om je voor te stellen hoe het geweest moet zijn. Bovengronds is alles natuurlijk verdwenen en wat nog in de grond zit, is vaak zo fragmentarisch. In dit vak moet je een beetje kunnen romantiseren, want je bent eigenlijk niet meer dan een veredelde putjesschepper. De voorwerpen moeten gaan léven."

Iets in handen hebben dat 2000 jaar geleden door mensen is gemaakt en werd gebruikt, geeft een speciaal gevoel, weet Van den Berg uit de praktijk. "Noem het een beetje mystiek. Ik heb bijvoorbeeld eens een potje opgegraven dat van klei was gemaakt. De vingerafdrukken van de maker stonden er nog duidelijk in. Ik kon m''n eigen vingertoppen erin liggen en het potje precies zo vasthouden zoals hij dat lang geleden deed. Dat was een bijzondere ervaring. Het vinden van zulke ''snoepjes'' maakt het vak voor mij boeiend."

Het spannende is dat je nooit precies weet wat je zult aantreffen, vindt Judith. "Lang niet altijd zijn er schriftelijke bronnen beschikbaar die meer duidelijkheid verschaffen over de tijd waarin een bepaalde vondst thuishoort. En als die er wel zijn, is het meestal moeilijk een direct verband tussen beide te leggen. Op stukjes aardewerk staat meestal niet de naam van de eigenaar. Daardoor kan soms een vertekend beeld van het verleden ontstaan."

Puzzelen

Opgravingen kunnen -op bescheiden schaal- het bestaande beeld van het verleden bevestigen of corrigeren. "Je bent voortdurend aan het puzzelen met spaarzame gegevens. Grote zekerheden moet je in dit vak niet verwachten. Bij elke opgraving discussiëren wetenschappers over de interpretatie van de vondsten. Ze gebruiken dan heel vaak woorden als wellicht, misschien en waarschijnlijk."

Een archeologische vondst wordt wel eens vergeleken met een boek dat je maar één keer kunt lezen. Na de opgraving is er ter plekke immers niets meer van te zien. "Daarom is het heel belangrijk dat secuur wordt vastgelegd wat in de grond is aangetroffen." Judith neemt het rapport van een opgraving in Ellewoutsdijk (gemeente Borsele, Zeeland) erbij. "Afgelopen zomer vonden we daar acht goed geconserveerde woonstalhuizen waarvan al het hout is bewaard gebleven. Verder troffen we waterputten, omheiningen en botfragmenten aan. Heel bijzonder. Op tekeningen hebben we de vondsten heel precies weergegeven: de lengte van de palen, de afstand ertussen, de verkleuringen van de grond, het stalgedeelte met daarin eeuwenoude mest. Ook digitale camera''s zijn heel bruikbaar in de archeologie."

Leren bewaren

Toch zijn archeologen terughoudend als het om opgraven gaat. "Je zou kunnen zeggen dat we op een monument leven. Dat moet je zo goed mogelijk bewaren. Bovendien is het mogelijk dat toekomstige wetenschappers over betere opgravingstechnieken beschikken dan wij nu. Daarom moet er voor hen ook iets te onderzoeken overblijven."

Van den Berg denkt niet dat er een tijd komt dat er voor archeologen geen werk meer is. "Er is nog zoveel te doen. Juist de laatste jaren kunnen we dank zij grote bouwprojecten veel opgravingen doen. De kunst is dat we leren dingen te bewaren."


Opleiding

  • Na vwo of hbo: vierjarige universitaire studie archeologie.
  • Opleidingen worden aangeboden door de Vrije Universiteit en aan de universiteiten van Amsterdam, Leiden, Groningen, Nijmegen en Utrecht.