Regelmatig ploft Lizanne met een „ik kom even lezen” neer op de bank van opa (64) en oma (63) De Rooij. „Hier is het rustig”, zegt Lizanne op de bank bij oma. „En papa en mama zie ik toch al de hele dag. Dus vind ik het gezellig om bij opa en oma te zijn.”
Soms leest ze de hele avond en zegt ze verder niets. En soms praat ze honderduit. „Opa en ik hebben allebei ratel-DNA”, lacht Lizanne. „Opa vertelt graag over vroeger. Hoe het er bij de slager aan toeging. Of dat hij met vijf kinderen op een kamer sliep. En oma is heel soepel. Als ik binnenloop en vraag of ze mee gaat winkelen, dan doet ze dat.”

Oplossing
„Als ik mijn kleinkinderen zie, dan gaat mijn hart open”, glimlacht oma. „Ik ben dan zo blij. Toen Lizanne een baby was, paste ik twee dagen in de week op haar. De band die toen ontstond, is nooit meer weggegaan.” Opa: „Toen Lizanne een jaar of negen, tien was, kwam ze vertellen dat ze een deur wilde maken in de muur die onze woningen scheidt. Dan hoefde ze niet meer buitenom te lopen en kon ze ons later verzorgen.”
Opa en oma hadden zelf een ander type grootouders. „Er was wel liefde, maar ze stonden op afstand”, zegt oma. „Lizanne is bijna een vriendin voor mij. Dat zou mijn oma nooit gezegd hebben.” Opa kan zich niet herinneren dat hij ooit bij zijn opa of oma op schoot heeft gezeten. „En als ik een andere mening had, had ik gewoon pech. Nu is er gelukkig een open gesprek. Een kind of kleinkind kan tegen vader of opa vertellen waar het mee zit. Ik wil dan samen met een kind zoeken naar een oplossing.”
„Ik zat op de lts...” gaat opa verder. Lizanne lacht en draait haar armen om elkaar heen. „Dat is dus het ratel-DNA. Opa kan net als ik eindeloos kletsen.” Lizanne ziet opa en oma als haar tweede vader en moeder. „Alleen heel gevoelige dingen bespreek ik niet met opa en oma. Ik vertel hun bijvoorbeeld wel dat ik vorig jaar ben gepest.”
Als Lizanne verdrietig is, kan oma als geen ander troosten. „Ze noemt me dan Liesje Anne”, zegt Lizanne. „Dat mag alleen oma zeggen. Als ze dat zegt, kijkt ze er op een bepaalde manier bij. Eigenlijk zegt ze dan: Ik hou van je.”

Mediagebruik
De wereld waarin Lizanne opgroeit, vinden opa en oma De Rooij soms beangstigend. „Kinderen van nu komen overal mee in aanraking. Toen ik op de lts zat, ging het nooit over heroïne of cocaïne”, zegt opa. „Dat was in Amsterdam, niet hier. Maar de mens is nu veel mobieler.” „Ook om het mediagebruik maak ik me zorgen”, zegt oma. „Ze zeggen dat je erop moet vertrouwen dat je kleinkind geen verkeerde dingen doet op internet. Maar als je jezelf kent, weet je ook in hoeverre je kinderen daarin te vertrouwen zijn.”
Lizanne snapt de zorgen. „Vergeleken met de wereld waarin zij zijn opgegroeid, is er veel meer mogelijk. Ik kwam er vanmorgen achter dat ik op SnapChat kon zien dat mijn vriendin een uur geleden in Kaatsheuvel was. Van anderen kan ik zien in welk huis ze nu zijn.” „Dat is niet normaal”, schrikt opa. „Ik ben ermee opgegroeid”, zegt Lizanne.
De tiener maakt zich zorgen om de toekomst van de kerk. „Ik mag geen huiswerk maken op zondag en ook mijn telefoon niet gebruiken. Daarmee ben ik al een uitzondering. Ik denk dat mijn overtuiging later niet meer gerespecteerd wordt. Er zullen steeds minder reformatorische scholen komen en als ik ouder ben, zal 50 procent van de mensen in onze kerk niet meer geloven.”

Puberen
Haar overtuigingen bespreekt Lizanne ook met haar opa en oma. „Ik ben bang dat wij tekortschieten”, zegt oma. „Dat we te weinig een voorbeeld zijn. Er zijn zo veel dingen in het leven die afleiden van het belangrijkste. Of de kleinkinderen de Heere mogen vinden, dat is mijn grootste zorg.” „Ik bid dat Lizanne Christus mag leren kennen voordat het einde komt”, knikt opa. „Wij zijn getrouwd met de tekst ”Eén ding is nodig”. Als je die zaak niet vindt, heeft het leven hier geen nut gehad. Ik zou haar toewensen: Leer mij, o God van zaligheden, mijn leven in Uw dienst besteden.”
Lizanne luistert. Ze hoopt op haar achttiende –„ook als ik een vriend heb en aan het puberen ben”– nog even vaak bij opa en oma langs te wippen. „En wanneer opa en oma naar een verzorgingshuis gaan, wil ik in dit huis gaan wonen. Dan kunnen mijn kinderen, als ik die mag krijgen, naast hun opa en oma wonen.”

​​​​​​​


Lizanne woont naast haar opa en oma en bezoekt hen bijna elke dag. Dit is deel 1 in een serie over jongeren die met hun grootouders een goede band hebben.