Wat in het video­gesprek met Sarah gelijk opvalt is haar hoofddoek. Een rood exemplaar. „Het is gewoon een sjaal, hoor. Ik heb er een stuk of 35 in de kast liggen, veel te veel natuurlijk”, lacht ze. „Deze had ik ook op toen ik in 2017 emigreerde.”

De in Apeldoorn geboren en getogen Sarah gaat in de zomervakantie van 2015 naar Israël. Ze werkt als au pair in een Joods gezin. Het bezoek valt in de smaak en een halfjaar later vertrekt ze opnieuw voor twee maanden naar het land van de Bijbel. Dan leert ze een Joodse man kennen, met wie ze in september 2017 trouwt. Twee weken later verhuist ze naar Herzliya, een kuststad even ten noorden van Tel Aviv.

Niet alleen vindt Sarah een hoofddoek mooi en vrouwelijk, ze draagt hem ook als symbool. „Door je haar te bedekken, maak je duidelijk wat de scheppingsorde is. God schiep eerst de man, daarna de vrouw. Niet zo van: mijn man staat boven mij, maar: mijn man zorgt voor mij, en via hem zorgt God voor mij”, legt de Israëlische uit. Ze is medewerker in de gehandicaptenzorg en leert studenten van de Open Universiteit academisch schrijven. „Bij mijn werk kom ik in aanraking met orthodoxe Joden. Mijn hoofddoek draag ik ook uit respect voor hun regels.”

Een hoofddoek wordt in Israël alleen door getrouwde vrouwen gedragen. „Dat hoort bij het accepteren van de Thora, waarmee je dus ook God accepteert. Tegelijk is het iets wat de intimiteit in een huwelijk versterkt; je hebt iets wat echt alleen van een getrouwd stel is – het laten zien van je haar.”

Toen Sarah haar man de eerste keer ontmoette, dacht ze: Jij bent Joods, ik christen, dus dat gaat ’m niet worden. „Maar wat bleek? Hij was door gesprekken met christenen gaan geloven dat Jezus de Messias, de zoon van God, is. Uiteindelijk heeft hij in mijn kerk belijdenis gedaan en is hij er gedoopt.”

Het stel gaat nu bij het begin van de sabbat, op vrijdagvond, naar de synagoge, op zaterdagmorgen naar de kerk en sluit de sabbat ook af in de synagoge. „Mijn man is Joods, dus hij zal niet snel zeggen dat hij christen is geworden, maar dat hij als Jood in Christus is gaan geloven. De benaming Messiasbelijdende Joden past het beste bij ons.”

Jurken

Kleding is voor Sarah niet heel belangrijk. Toch hoor je er aandacht aan te besteden, vindt ze. „De kleren die je draagt, zeggen iets over je identiteit. Daarom is het belangrijk om er in ieder geval verzorgd en fatsoenlijk uit te zien. Als je dat niet doet, neem je jezelf niet serieus.”

De kledingkast in huize Rokach is vooral gevuld met wijde, fleurige kleding. Dat is geen bewuste keuze. „Maar ik denk dat je kledingstijl voortvloeit uit je persoonlijkheid. Een donker mantelpakje past daarom niet bij mij.”

Jurken zijn voor Sarah dé uitvinding. „Lekker makkelijk. Als je een rok en een shirt, vest of blouse draagt, moet je altijd zorgen dat het matcht. Een jurk klopt altijd.” Ze is ook blij met de nieuwste modetrend voor vrouwen: lange plooirokken. „Mooi, netjes en lekker los. Heerlijk.”

Met haar telefoon in de hand loopt Sarah naar een hoek van de woonkamer. Daar staat haar nieuwste aanwinst: een paar rozerode ballerina’s, met een strikje erop. „Ze kostten 200 sjekel, 50 euro. Dat is ongeveer het bedrag dat ik gemiddeld per maand uitgeef aan kleding. Veel nieuwe kleding heb je hier ook niet nodig. De winter duurt namelijk maar drie of vier maanden, dus je kunt bijna het hele jaar door zomerkleren aan.”

Zara

Aankopen doet Sarah meestal bij de Zara, H&M of Mango. „Die heb je in Israël ook. Al zijn ze hier duurder. Dat weten ze thuis ook. Mijn moeder appt weleens dat ze iets in een kledingwinkel ziet wat ze goed bij me vindt passen. Als ik in Nederland ben geweest, kom ik dus vaak terug met nieuwe kleren.”

De weken voor Pesach houden Israëlische vrouwen een grote schoonmaak. Daarbij mesten ze ook hun kledingkast uit. Overbodige kleding geven ze aan andere vrouwen. „Zo krijg ik weleens wat van een collega. Zij heeft gelukkig een leuke smaak, dus haar kleding draag ik wel. Maar verder heb ik nauwelijks tweedehands spul.”

Eén kledingstuk bezorgt Sarah speciale gevoelens. „Een dikke trui, de enige die ik vanuit Nederland heb meegenomen. Altijd als ik die aanheb, moet ik denken aan de winters van vroeger. Aan mijn vader die de open haard aanmaakt. En aan een taartje eten op zondagmiddag. Zo haalt die trui in mijn gedachten de Nederlandse winter naar Israël."