Vandaag zweeft er een zweem van somberheid door mijn hoofd. Ontstaan doordat ik zojuist weer twintig minuten kostbare tijd heb verspild aan het gluren op sociale media. Nadat ik mijn renkledij had aangetrokken, controleerde ik Buienradar nog even. En ineens was de grote wijzer van mijn wekker meer dan negentig graden verder, en had ik mezelf belast met een stortvloed aan soms wel aardige, maar meestal onzinnige nieuwtjes.

Zo weet ik nu dat een oud-klasgenoot een nieuwe auto heeft. Een ander zag een mooie zonsondergang. Claudia de Breij heeft in haar oudejaarsconference weer zuur lopen blaten richting christenen. En Snoetje en Pluisje, de katten van Geert Wilders, wensen me een gelukkig nieuwjaar.

Waarom verdoe ik mijn tijd met het scannen van dit soort pulp? Waarom vind ik het nodig om me te begeven in deze digitale oorden vol leegheid? Waarom stop ik er niet mee? Deze vragen, die al jaren aan de deur van mijn ratio kloppen, breken tijdens deze hardloopronde door de barricade heen.

Een fout stemmetje sputtert nog eenmaal. Het somt de redenen op die ik de afgelopen maanden gebruikte om het bestaansrecht van mijn socialemediakanalen te verdedigen. Je gebruikt het toch vooral zakelijk? Als journalist moet je Twitter hebben, want daar zitten alle collega’s, politici en opiniemakers op. En Facebook is nodig om de pagina’s van het RD en Puntuit te bedienen. En zoveel zit je er toch niet op? Een gemiddelde jongere is 143 minuten per dag bezig met sociale media, blijkt uit nieuwe cijfers. Daar tipte ik inderdaad bij lange na niet aan.

Maar de redenen voelen als smoesjes. Dus negeer ik ze en ren zo hard mogelijk naar huis om me overal en bij alles uit te laten schrijven.

En nu voel ik me bevrijd. Klinkt overdreven natuurlijk. Maar feit is dat ik ineens tijd heb om boeken en kranten te lezen, muziekstukken in te studeren, van de natuur te genieten, met mensen te praten.

Denk overigens niet dat ik me nu als een voorbeeldig jongetje over de glibberwegen van het internet begeef. Die illusie –dat ik mijn onverstandige ik nu wel de baas zou zijn– had ik zelf even. De praktijk is dat ik mijn onverbeterlijkheid nog steeds meetors. Dus is het voortdurend vechten tegen de verleiding om via andere kanalen –neem nos.nl– kwaadaardige troep te consumeren. Het kwaad zit ’m dus misschien niet per se in sociale media, maar in mij. En dat blijft vechten.


Reageren? chris@rd.nl