„Psychobiologie, wat is dat?” is bijna altijd de eerste reactie als Josianne vertelt welke studie ze doet. Het antwoord is simpel: een combinatie van biologie en psychologie. „We kijken naar de biologie van de hersenen en wat voor effect dat heeft op psychische stoornissen”, legt de studente uit.

De Universiteit van Amsterdam biedt de studie als enige aan. Elk jaar is er plek voor 250 man, maar meer animo is er eigenlijk nooit. „Veel studenten schrijven zich voor psychobiologie in als tweede keus, bijvoorbeeld als ze worden uitgeloot voor geneeskunde.”

Ook Josianne, die net het tweede jaar heeft afgerond, komt zo bij psychobiologie terecht. Na de middelbare school wil ze eigenlijk geneeskunde gaan doen. Lang zoekt ze een alternatief. Telkens komt ze uit bij psychologie, „maar dat was het net niet.”

Tot ze een test invult waar psychobiologie als nummer één uit de bus komt. „Ik ging kijken en vond het superinteressant. Tijdens de selectie leek psychobiologie me zelfs nog leuker dan geneeskunde.” Ze liet de loting maar beslissen. „Dat het toen geen geneeskunde werd, vond ik helemaal niet erg.”

Nu leert ze alles over het menselijk gedrag, genen, cellen, anatomie, hersenstructuren en psychische stoornissen. „Genetica vind ik heel leuk, zeker op hersenniveau. Interessant om te zien wat er gebeurt als een gen muteert.”

Rattenbrein

Haar studie richt zich sterk op onderzoekstechnieken, zegt Josianne. Met een diploma op zak kun je onderzoek doen naar alzheimer, parkinson of andere hersenziektes, maar ook psychologische stoornissen op hersenniveau bekijken. „Dus niet zoals psychologen doen, die zich richten op het gedrag dat uit de stoornis voorkomt”, legt ze uit. „Wij kijken naar de oorzaken in het brein. Zo leren we welke functies bij iemand met ADHD en autisme niet helemaal goed werken.”

Dat gebeurt via scans, maar ook door dunne plakjes hersenen van overleden personen te onderzoeken, vertelt ze zonder blikken of blozen. „Mensen vinden het vaak heel vies als ik vertel dat ik bij anatomie in een rattenbrein heb gesneden.” Nee, de menselijke hersendelen zijn niet voor experimenterende studenten bestemd. Die blijven in laboratoria. „Wij mochten ze alleen vasthouden en zien.”

Evolutie

Minder aansprekend vindt Josianne het vak evolutie en de ontwikkeling van gedrag. „Een professor daar vertelde hoe mensen rechtop zijn gaan lopen. Daardoor konden ze dingen dragen. En omdat ze zo meer konden meenemen, was het handig als ze gingen overleggen. Maar gebaren maken was lastig als ze dingen droegen, dus begonnen ze klanken te produceren. Die klanken werden langzaam een taal.” Lachend: „Je denkt toch zeker niet dat ik daar wat van geloof? Sorry, maar zoiets vind ik echt vergezocht.” Dan, serieus: „Maar dat geloven evolutionisten echt. En bij een tentamen moet je dus in hun huid kruipen om de vragen te beantwoorden.”

Bij haar studie zitten nog vijf christelijke meiden. „We hebben veel steun aan elkaar. Zeker met dit soort evolutiecolleges. Fijn om dan naast elkaar te zitten. Al moeten we onszelf soms bedwingen om niet in lachen uit te barsten.”

Ook is ze blij met haar studentenvereniging, Depositum Custodi, waar je „even alleen omringd bent met medechristenen met wie je van gedachten kunt wisselen.”

2020-08-18-ACH1-josianne_slijkhuis2-3-FC_web.jpg

Embryo’s

Toch voelt ze zich soms ook alleen. Niet altijd zijn er medechristenen. „Toen ik eens met een moslimmeisje samenwerkte, stond ik soms met een mond vol tanden. Hoe leg je de Drie-eenheid uit? Je moet soms durven toegeven: dit is een punt waarop je stopt met begrijpen, dit is wat je gelooft.”

Onlangs ging haar groep tijdens een onlineles in discussie over het kweken van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek. „We zaten met z’n tweeën als christen, maar het ging allemaal digitaal en we vielen de hele tijd weg. Superlastig om dan goed jouw visie neer te zetten.” Uiteindelijk stemde de groep nipt voor.

Medestudenten zijn vaak erg geïnteresseerd in haar opvattingen, is haar ervaring. „Ik loop altijd in een rok. Grappig genoeg krijg ik daar nooit een opmerking over. Terwijl meiden die voor een broek kiezen soms verbaasd worden aangekeken als ze vertellen christelijk te zijn.”

Ooit maakte een docent christenen uit voor niet-weldenkende mensen. „De hele zaal reageerde verontwaardigd. Waarop de docent haar excuses aan bood. Studiegenoten kwamen later naar ons toe: Joh, ik hoop dat je je er niet naar over voelt.”

Voorliefde

Wiskundedocent wil ze worden. Daarom staat er vanaf september een tweede studie op Josiannes programma: wiskunde. „Op de middelbare school vond ik het al leuk om uitleg te geven aan klasgenoten. En voor wiskunde had ik altijd een voorliefde. Toen we het vak bij psychobiologie kregen, merkte ik hoe ik het had gemist.”

Toch niets met psychobiologie dus? „Ik twijfel of een onderzoeksjob als psychobioloog iets voor mij is. Dat heeft meer te maken met alle papieren rompslomp eromheen dan met het onderzoek zelf.” Psychobiologie is in ieder geval geen weggegooide studie: ze heeft daarmee al een docentbevoegdheid voor biologie.

Verder gaat de Ermelose student volgend jaar een minor programmeren volgen. Eerder zette ze bij dat vak al een test op die de reactiesnelheid meet – van bijvoorbeeld mensen die een hersenbeschadiging hebben opgelopen. „Op een scherm vol kruisjes en rondjes, in rood en blauw, was telkens één tekentje anders. Hoe snel iemand die vindt, zegt iets over hoe de hersenen werken.”

Psychobiologie is volgens Josianne iets voor mensen die interesse hebben in biologie, maar die studie te plantenachtig vinden en zich liever in de mens verdiepen. En voor mensen die psychologie willen doen, maar dan niet alleen gesprekken willen voeren.

De loting hoeft volgens haar niemand tegen te houden. „Van de mensen die zich aanmelden, viel bij mij meer dan de helft af. Psychobiologie is vaak optie twee.” En de selectieprocedure? „Die is meer bedoeld om te ontdekken of je de studie leuk vindt. Als dat zo is, kom je er wel doorheen. Zo moeilijk is die toets niet.”