Het is 5 december 1957 als kort voor de pauze een opmerkelijke mededeling door de intercom van het Christelijk Lyceum in Alphen aan den Rijn galmt: er is een uit de koers geraakte spoetnik (ruimtevoertuig) vlak bij de school geland. De school veert op, want de spoetnik houdt de gemoederen danig bezig. Het is een onbemande ruimtevlucht van de Sovjet-Unie, die niet alleen de Verenigde Staten maar de hele westerse wereld behoorlijk zenuwachtig maakt.

Iedereen spoedt zich dus naar buiten om tot zijn stomme verbazing te zien hoe een geestelijke uit het ruimtevoertuig stapt. Sinterklaas van dienst is de latere hervormde predikant Panc Vermaat, die het plein over schrijdt, richting de aula, waar hij vervolgens het docentenkorps een lesje mag leren.

„Ik mocht namens de schoolvereniging de populaire docenten wat kleiner maken en de minder populaire wat groter”, blikt hij terug. „Het was de tijd dat sint nog een leuk verrassingsfeest was, waarbij surprises centraal stonden.”

Met de huidige „politisering” van het feest kan hij maar moeilijk uit de voeten, zegt hij ermee. „Ik vind het een van de treurige dingen van onze tijd als ouderen geen oog meer hebben voor de grote vreugden van de kleine kinderen.”

Of de vreugden van de kleine kinderen kleiner worden als de pieten van kleur verschieten is een discussie apart, maar Vermaat verwoordt hier in ieder geval een houding die in de brede protestantse wereld lange tijd dominant was: sinterklaas is een leuk familiefeest, waarbij het elkaar verrassen centraal staat.

Historicus Jan de Bas concludeert in zijn boek ”Een mijter zonder kruis” (2003): de Sint „paste prima in het gezinsleven" van protestanten. Gezelligheid en creativiteit stonden bij het feest centraal.

Protestanten vierden dus over het algemeen onbekommerd sinterklaas. De Bas noemt aardige voorbeelden van de manier waarop protestanten zich het feest toe-eigenden. Zo kwam er een goed-protestantse Sinterklaas zonder kruis op zijn mijter en zond de NCRV meermalen een orgelconcert uit met sinterklaasliederen.

 

Maar, helemaal onomstreden was sinterklaas onder protestanten niet. Sommigen trokken bijvoorbeeld van leer tegen het commerciële en ‘hebberige’ karakter van het feest of bestempelden het als „rooms.” Voorstanders stelden daartegenover dat Nicolaas (sic) net als Augustinus tot het erfgoed van de hele kerk behoort, omdat hij bisschop was ten tijde van de ongedeelde kerk. Maar dat kon zijn geharnaste tegenstanders maar moeizaam tot mildere gedachten bewegen.

Ook bestond er angst dat kinderen God en Sinterklaas door elkaar zouden halen. In de GezinsGids van 1 december 1974 waarschuwde Piet Kuijt ertegen „onze kinderen” vol te stoppen met waanideeën. De bekende hervormde legerpredikant J. J. Poort stelde in 1974 in Protestants Nederland dat het feest met slogans als „wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe” kinderen verkeerde voorstellingen meegaf, die haaks stonden op de boodschap van het Evangelie.

Kerstman

Overigens zorgde de toenemende populariteit van de kerstman ervoor dat Sinterklaas in bevindelijk gereformeerde kring geleidelijk aan op meer welwillendheid kon rekenen. In Terdege was in 1994 te lezen dat je over het al dan niet vieren van sinterklaas van mening kunt verschillen. „Maar als u in december cadeautjes wilt geven, doe dat dan in ieder geval niet bij de herdenking van Christus’ geboorte.”

In 2007 wierp een redacteur van het Reformatorisch Dagblad in de rubriek Beeldenstorm de vraag op of het wel zo erg is als kinderen in Sinterklaas geloven. Zou daarmee werkelijk het geloof eerder aan de kant worden gezet? „Dan mankeert er toch iets aan de godsdienstige opvoeding”, stelde hij. „Kinderen zijn heel goed in staat om heen en weer te pendelen tussen schijnwereld en werkelijkheid.”

In de aversie tegen de kerstman vonden protestanten van uiteenlopende kleur elkaar weer: beter de Sint dan de kerstman.