Het is het tweede deel in de serie ”Rotterdamse zaken”, met rechercheur Verschoor als hoofdpersoon. „In het boek staat een misdaad centraal”, vertelt Olof. „Er is een vrouw gevonden die om het leven is gebracht. Rechercheur Verschoor wordt op de zaak gezet en loopt tijdens het oplossen daarvan tegen gevoeligheden uit zijn verleden aan.” Veel meer wil de jonge schrijver niet kwijt over de plot van het verhaal. „Als je wilt weten hoe het afloopt, moet je het boek lezen”, vindt hij.
Google Maps
Dat het privéleven van rechercheur Verschoor verweven raakt met de zaak die hij oplost, maakt het boek spannend en boeiend, vertelt Olof. Ook de vraag wie de vrouw heeft vermoord, moet ervoor zorgen je het boek tot de laatste bladzijde wilt lezen. „Lezers moeten het verhaal voor zich zien. Daarom heb ik gevoel in het boek gelegd. En gelet op gedetailleerde beschrijvingen van de omgeving.”
Rotterdam is geen onbekend terrein voor Olof. Hij volgt aan het Grafisch Lyceum de opleiding media en vormgeving. „Het is een geschikte stad voor een boekenserie over politiezaken. Rotterdam is een wereldstad, met een grote haven.” Olof trekt er niet opuit om te bepalen waar in de stad zijn verhalen zich precies afspelen. „Ik gebruik gewoon Google Maps. Dat werkt prima.” Om het verhaal geloofwaardig te maken, is ook het Rotterdamse dialect terug te vinden in zijn boeken. „Rotterdams is echt een leuk taaltje”, lacht Olof.
Blaak
Het allerleukste aan schrijven vindt Olof het maken van een compleet verzonnen verhaal. „Je kunt zelf bedenken wat de personen in je boek gaan beleven. Hoe leuk is dat?” Ook het feit dat hij lezers kan meenemen naar Rotterdam, hun een beeld kan geven van de sfeer in de stad én herkenbare punten kan noemen, maakt het schrijven mooi, vindt Olof. „Als ik opschrijf dat rechercheur Verschoor naar Blaak gaat, hebben degenen die daar weleens komen meteen een beeld van de omgeving in hun hoofd.”
De serie ”Rotterdamse zaken” krijgt sowieso vijf delen, vertelt de jonge schrijver. Met het derde deel is hij al bezig. Schrijven is een hobby van Olof. „Ik kreeg ooit de vraag: „Ga je nu nog weleens naar je vrienden?” Alsof een schrijver een saai leven heeft. Dat is niet zo. Het zijn gewoon mensen.
Voorlopig blijf ik schrijven. Het zou toch mooi zijn als ik net zo ver zou komen als Ben de Raaf, bijvoorbeeld. Dat je mensen hoort praten over jouw boeken. Zo van: „Olof heeft weer een nieuw deel geschreven.” Dat lijkt me prachtig.”
Bloemkool
Of hij elementen van zichzelf in het boek heeft verwerkt? „Nee”, zegt Olof meteen. „Het leuke aan schrijven is dat je een verhaal helemaal kunt verzinnen. De personen in het boek moeten geen kopietjes van mij zijn. Ik zou het niet leuk vinden om over mezelf te schrijven.” Dan schiet hem toch één persoonlijk detail te binnen. „Rechercheur Verschoor kookt vaak bloemkool met gehaktballen. Daar houd ik ook erg van”, lacht hij.
Het onderwerp van zijn boeken, politie- en recherchewerk, heeft ook altijd Olofs interesse gehad, vertelt hij. „Vroeger wilde ik graag bij de politie. Misschien nog steeds wel. Dat is zo’n gaaf beroep. Mensen helpen, zaken oplossen. Je betekent dan écht iets voor mensen.”
Voorlopig houdt Olof het bij schrijven over de politie. De schrijver Baantjer ziet hij als voorbeeld. „Zijn boeken zijn al heel oud, een beetje oubollig inmiddels, maar ik las ze vroeger graag. Ik wil schrijven voor de Baantjerlezer van deze tijd.”
Trots
Olof schrijft al verhalen sinds hij leerde hoe hij letters op papier moest krijgen. Maar hij maakte nooit een verhaal af. Tot hij besloot dat wel te doen. Uit die poging rolde zijn eerste boek, ”Een onmogelijke zaak voor rechercheur Verschoor”. Olof maakt geen uitgebreide schrijfplannen, maar begint gewoon. „Ik zie wel waar het verhaal uitkomt. Het enige wat ik bedenk is het begin en het einde van het verhaal, de rest laat ik open.” Dat heeft voordelen, vertelt hij, want dan kun je de verhaallijn tijdens het schrijven nog aanpassen. „In mijn eerste boek ben ik van dader gewisseld. Ik had iemand in mijn hoofd, maar het leek me toch beter als een ander het misdrijf gepleegd zou hebben.”
Olof liet zijn eerste boek lezen aan zijn tantes –„die zijn goed in spelling”– en aan een kennis die bij de politie werkte. „Veel informatie over de politie haal ik van internet, maar het is altijd goed om het te laten nalezen door iemand die ervaring heeft.”
Hij stuurde zijn boek naar uitgeverij De Banier in Apeldoorn. Die reageerden enthousiast. „Ze spitten mijn hele boek door en zo’n drie keer stuurden we het boek met opmerkingen en verbeteringen heen en weer voordat het gedrukt werd.” Olof kreeg twaalf exemplaren toegestuurd. „Op het moment dat je je eigen boek in handen houdt, ben je echt trots”, lacht hij.