Jesse (16) en Wouter Niewenhuijse (17), leerlingen van het Wartburg College in Rotterdam, locatie Revius, zijn al jaren bevriend. Ze verschillen wel van elkaar. „Wouter is best netjes”, zegt Jesse. „Mij interesseert het niet zo welke kleren ik draag.”
Maar ze delen dezelfde hobby: mooie auto’s. Een dure bak kopen zit er nog niet in, maar ernaar kijken kan altijd. Zeker op de snelweg A20, vlak bij hun dorp, Nieuwerkerk aan den IJssel. „Daar gaan we vaak ”car spotten”: foto’s en filmpjes van auto’s maken”, legt Wouter uit. Zijn favoriete merk is Mercedes-Benz. Jesse: „Ik ga voor BMW. Maar een dikke Ferrari vinden we ook niet erg om te zien.”
Hoongelach
Op 22 juni trekken de twee er vlak na het avondeten weer een uurtje op uit. Jesse: „In de spits rijden de grote bazen langzaam voorbij naar huis.” Hij schuift in de haast de Birkenstocks van zijn moeder over zijn sokken. „Wouter lachte mij er nog om uit”, zegt hij met een scheve grijns. „Mag hoor. Mij interesseert het niet.”
Terwijl ze kort erna in hun hobby verdiept zijn, slentert een groepje leeftijdsgenoten naar hun twee fietsen. „Ze begonnen eraan te rommelen”, zegt Wouter. „Na een tijdje wilden we naar huis, daarom liepen we er toch maar op af.”
Als het groepje de twee ziet komen, breekt er hoongelach los wanneer ze naar Jesses voeten kijken. „Ze maakten er met hun smartphone foto’s van”, schokschoudert Jesse. „Maar ach, zolang het daarbij blijft.”
Als de twee jongens willen wegfietsen, gaat het echter mis. Jesse: „Een van die gasten schreeuwde ons na en zwaaide met iets. Misschien een van onze fietspompjes, dachten we.”
Als ze terugkomen, fietst de schreeuwende jongen snel weg. Wouter en Jesse achtervolgen hem. De rest van het groepje mengt zich hierop in het conflict. Uiteindelijk worden de twee vrienden voor en achter ingesloten. Jesse: „Ze bleven schelden, middelvingers opsteken en uitdagen.” Uiteindelijk stappen drie van de jongens op Jesse af, onder wie de schreeuwer. Twee anderen blokkeren de route naar huis. Vanaf dat moment stoppen zijn herinneringen.
Stuiptrekken
Wouter: „Je vroeg die ene jongen waarom hij zo snel wegfietste. Toen ging hij door het lint.” De jongen blijkt op boksscholen de nodige vechttechnieken te hebben opgedaan. Twintig seconden later valt Jesse bewusteloos op de grond. Wouter: „Hij lag te stuiptrekken en over te geven.”
Wouter maakt daarna heftige momenten door. Terwijl Jesse met een ambulance wordt afgevoerd, verdwijnt Wouter, net als de dader en diens vrienden, in de cel. Gelukkig blijkt al snel dat hij onschuldig is. Maar met Jesse gaat het intussen niet goed, vertelt zijn moeder Annie thuis in de woonkamer. „De artsen zagen onder meer een scheurtje in zijn schedel en diverse hersenkneuzingen.” De volgende dag schrikken de medici nog meer: de kneuzingen in Jesses hoofd blijken fors uitgebreid. „En de artsen konden daar niets tegen doen.” Zacht zegt Jesse: „Ik was er bijna niet meer geweest.”
Gevolgen
Het ging anders. Sinds een week is Jesse weer thuis. Maar de gevolgen blijven. „Sommige hersendelen zijn door de mishandeling afgestorven.” Hij ziet bijvoorbeeld dubbel, stottert als hij moe wordt en is erg duizelig. Zo duizelig dat hij zich per rollator voortbeweegt. Gewoon door het dorp, met zijn vriendin op de zitplank. „Het maakt mij nog steeds niet uit wat mensen denken.”
Binnenkort start een langdurige revalidatie, van drie dagdelen per week. „De artsen denken dat ik dat ik havo 5 komend schooljaar niet ga halen.” Donker kijkt hij naar de grond. „Maar daar luister ik niet naar.”