Ernstig. Vertroostend. Het Woord in het middelpunt. Eenvoudig. Deze kernwoorden wil ik noemen als uitgangspunt van mijn antwoord.

Ernstig. Elke rouwdienst bevestigt de waarheid van Gods Woord: de bezoldiging (het loon) van de zonde is de dood (Rom. 6:23). Elke rouwdienst bepaalt ons bij ons eigen sterven. Dat betekent: God ontmoeten. En dan. Eeuwig wel of eeuwig wee. Ernstig klinkt de vraag: Ben jij, al ben je jong, bereid om te sterven?

Vertroostend. In een rouwdienst is een familie samengekomen vol verdriet. Het doet goed als je dat verdriet proeft. Het is een teken van hartelijke liefde en verbondenheid met hem of haar die stierf. In dit verdriet mag de troost klinken die de Heere schenken wil aan rouwdragenden.

Het Woord in het middelpunt. Nog klinkt de roepstem van de Heere tot de achtergebleven familie, tot buren, vrienden en gemeenteleden. Het Woord klinkt krachtig: Zoekt de HEERE terwijl Hij te vinden is. Dat Woord wijst op ons zondeloon en genadeloon. Het Woord predikt Christus Die de dood aanvaardde en overwon. Hij stierf als Borg voor de Zijnen. De oproep klinkt om niet rustig verder te leven, voordat je deze Middelaar persoonlijk mag kennen.

Haast vanzelfsprekend komen we zo bij het vierde kernwoord: eenvoudig. Maar wie bepaalt wanneer iets eenvoudig is of niet? De familie kan wensen hebben. De kerkenraad heeft bepaalde regels vastgesteld. Dat is logisch. Hij voelt zich verantwoordelijk voor rouwdiensten. Het is het verstandigste als families zich richten naar wat de kerkenraad heeft besloten. Zeker als deze daar goede redenen voor opgeeft.

Jouw kerkenraad heeft bepaald dat de kist van de overledene niet voor in de kerk mag staan. Dat doet hij niet zomaar. Tijdens de synode van Dordrecht (1618-1619) dacht de kerk al na over rouwdiensten. Dat blijkt uit de Dordtse Kerkorde die toen is opgesteld. In de nieuwste verklaring van deze kerkorde, van ds. J. Schipper, las ik: „Hoewel het in sommige kerken wel toegestaan wordt, zijn er vanouds veel bezwaren geweest tegen het brengen van het lijk in de kerk of in de zaal waar het Woord gesproken wordt. Het Woord moet immers komen tot de levenden en is niet gericht tot de doden. Al in 1608 (Appingedam) nam de kerkelijke vergadering dan ook het besluit: „Het is niet goedgevonden, dat de doden in de kerk gebracht worden.””

Mogelijk heeft je kerkenraad ook andere besluiten genomen, bijvoorbeeld over het wel of niet zingen tijdens deze dienst. Als ik me niet vergis, is de soberheid rond het sterven soms wel wat zoek. Families willen soms een gedichtje tijdens de dienst, een muziekstukje. Of een gezang laten spelen als de kist wordt uitgedragen. Rouwdiensten heten al „dankdiensten voor het leven van…” Ik ben bang dat de ernst van de dood zo naar de achtergrond wordt verdrongen. En dat is onverstandig.


 

Zit jij ook met een geloofsvraag? Laat het ons weten via info@puntuit.nl of stuur een appje naar 06-20601065.