In je vraag klinken twee vooronderstellingen door, waar ik het van harte mee eens ben en die ik daarom eerst maar eens wil onderstrepen. De enige grond voor onze zaligheid kan, mag en moet alleen Christus zijn. „Want er is ook onder de hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden”, en dat is de Naam van Jezus Christus (Hand. 4:12). Vervolgens is het ook helemaal waar dat zelfonderzoek noodzakelijk is. Wij hebben sinds de zondeval een bedrieglijk en arglistig hart (Jer. 17:9). Daarom roept Gods Woord ons ook op tot zelfonderzoek, niet alleen als het duidelijk is dat mensen God niet van harte vrezen (Zef. 2:1), maar ook als we belijders zijn van Zijn Naam (2 Kor. 13:5). Vandaar dat we iemand als David in verschillende psalmen God horen bidden om ontdekkend licht over zijn hart en leven (Ps. 26:2, 139:23-24). En vandaar dat bijvoorbeeld rond de viering van het heilig avondmaal de zelfbeproeving een belangrijke rol speelt.

Misschien dat juist die drie ”stukken” van de zelfbeproeving, die het avondmaalsformulier noemt, je kunnen helpen om te zien dat bovengenoemde twee zaken geen tegenstelling hoeven te vormen. Steunen op Christus en geestelijk voor de spiegel gaan staan, gaan heel goed samen!

Neem bijvoorbeeld het eerste stuk van de zelfbeproeving: het bedenken van je zonden en vervloeking. Waar is dat voor nodig? Niet om depressief van te worden, nog minder om er ‘vroom’ mee te worden („want ik weet tenminste dat ik een grote zondaar ben”). Het is opdat je jezelf zult mishagen en zult beseffen: ik kan God niet behagen. Nu niet en nooit niet. Dat besef wil Gods Geest gebruiken om je voor het eerst en steeds weer te laten vluchten naar het kruis van Golgotha.

En wat zegt het tweede stuk van de zelfbeproeving? Dat je, staande aan de voet van dat kruis van Christus, geen andere grond of toevlucht meer kunt overhouden, dan alleen Zijn borgwerk. En dat je door het geloof daarom niets anders meer kunt doen dan je vastklampen aan de „gewisse” belofte van God, die zegt: „Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden” (Hand. 16:31a).

Ten slotte is ook het derde stuk van de zelfbeproeving geen poging om nog een grond in jezelf te vinden, maar een vraag naar de gezindheid van je hart. Is daarin de liefde van God uitgestort? Is er de begeerte om heilig voor Hem te leven en je naaste lief te hebben als jezelf? Met andere woorden: komt de band met de Heere Jezus ook praktisch uit in je leven, door het verlangen naar heiligmaking? En heiligmaking is geen eigen werk, maar door de Heilige Geest bij de voortduur bediend worden uit Christus.

Zo zijn het geloof in Hem en het onderzoeken van jezelf geen tegenstelling, maar horen ze bij elkaar. Het is waar: wie Christus niet voldoende in het oog houdt, kan van de zelfbeproeving iets maken waardoor hij zelf iets wordt voor God, en gaat rusten op de aangetroffen kenmerken. Dat kan de bedoeling niet zijn. Zoals ds. J. H. Velema ergens schrijft: „Hét kenmerk van alle kenmerken is dat de gelovige aan de kenmerken niet genoeg heeft.” Ware zelfbeproeving zal altijd weer uitdrijven tot Christus.


 

Zit jij ook met een geloofsvraag? Laat het ons weten via info@puntuit.nl of stuur een appje naar 06-20601065.