Dertig jaar in de toekomst van de kerk kijken, kan en mag dat?

Coen: „Je bent het verplicht. In mijn gemeente vergrijst de kerkenraad nu en blijft veel hetzelfde. Maar de kerk kan de tijd niet buiten de deur houden. Over dertig jaar geeft een nieuwe generatie leiding in de kerk. Die moet in haar tijd ook met het Woord worden gevoed.”

Len-Marie: „We doen belijdenis met de kerk der eeuwen. Aan die grondslag kan en mag niets veranderen. Ondertussen zullen we wel moeten nadenken over welke kerkelijke tradities duurzaam zijn.”

Elise: „Dertig jaar vooruitkijken is voor mij hooguit de middellange termijn. We zijn immers al ruim 2000 jaar de kerk van Christus.”

Ds. T. A. Bakker: „Ik zie dit gesprek vooral ook als een zoektocht naar het antwoord op de vraag: Welke kant willen we op? We staan op de schouders van ons voorgeslacht, maar moeten ons wel steeds tot onze tijd verhouden. We zullen moeten nadenken over wat wezenlijk is en wat niet. Dat ik hier in een zwart pak en stropdas zit, is traditie. Móéten we dat doorgeven aan een volgende generatie, of mag je in zulke dingen ook keuzes maken? Ik denk het wel.”

Hoe ziet een kerkdienst er over dertig jaar uit?

Len-Marie: „Al in de eerste christen­gemeenten was er spraken van samenkomsten. Ouderlingen gingen voor, diakenen werden aangesteld en de Woordverkondiging had een centrale plaats. Die structuur houdt al eeuwen stand. Dat zal in dertig jaar niet fundamenteel veranderen.”

Elise: „Er is wel een fundamenteel verschil tussen de afgelopen 2000 jaar en de komende dertig jaar. De digitale wereld vormt een tweede laag over onze samenleving. In onze kerk kwamen voor corona zo’n 450 mensen samen op zondag. Nu zijn er 125 plekken, maar die worden lang niet allemaal ingenomen. Mensen vinden het wel relaxed; een eitje en een croissantje tijdens de dienst. Het is wel zorgelijk dat de gemeenschap tussen mensen zo wegvalt.”

Coen: „In mijn gemeente is de afgelopen honderd jaar bijna alles hetzelfde gebleven. Dus ik ga ervan uit dat we over dertig jaar nog steeds met stil gebed beginnen.”

Minne: „Voor de wijding van een kerkdienst is het ook belangrijk dat er een bepaalde stijl is. Dat moet je niet in dertig jaar willen omgooien.”

Len-Marie: „Sommige mensen willen de kerkdienst leuker maken. Van kerkgang een belevenis maken. Maar dan krijg je in de kerk een swipecultuur. Als een andere kerk leuker is, ga je daar naartoe. Dat moeten we niet willen.”

Gebruiken we in 2050 nog dezelfde Bijbelvertaling?

Minne: „Ik denk dat de gemiddelde jongere de Bijbel nu al niet meer begrijpt. Ik vind de Statenvertaling verrukkelijk om te lezen, alleen al taalkundig gezien. Maar dat is niet standaard voor mijn generatie. Mensen die vasthouden aan de Statenvertaling in de huidige vorm en verder niets doen, zorgen ervoor dat de Bijbel voor de volgende generatie een totaal onbegrijpelijk boek wordt.”

Len-Marie: „Ik zie ook in mijn omgeving dat veel jongeren geen Bijbel meer lezen omdat ze geen idee hebben wat ze lezen. Maar ik snap ook wel dat mensen van de Statenvertaling houden. De Statenvertalers wilden zo dicht mogelijk bij de grondtekst blijven. Idealiter omarmen we een nieuwe vertaling met dezelfde vertaalprincipes. Voor nu denk ik dat de Bijbel met uitleg de best haalbare oplossing is.”

Minne: „Je kunt ook anders redeneren. In oude beleidsdocumenten van onze scholen staat: taalonderwijs wordt gegeven zodat kinderen de Bijbel kunnen lezen. Als we dat echt gaan doen en ervoor zorgen dat een kind vanaf groep 3 uit de Bijbel leert lezen, verdwijnt
80 procent van de kritiek op de Statenvertaling.”

Elise: „Maar dan wordt God door Zijn Woord voor mijn ongelovige buurman steeds minder toegankelijk. Dat kan nooit Gods bedoeling zijn. Jezus sprak toch ook gewoon de taal van zijn tijd?”

Gert Jan: „Als je vasthoudt aan ouderwets taalgebruik, ontstaat er een taalkloof.”

Ds. T. A. Bakker: „Op de pinksterdag hoorden de luisteraars de apostelen in hun eigen taal de grote werken Gods spreken. Ik zie in mijn gemeente dat voor ouderen de HSV niet hun taal is. Voor jongeren is de SV dat niet. Taal blijft aan verandering onderhevig.”

Zing jij in jouw kerk over drie decennia gezangen?

Gert Jan: „Ik denk het wel. Ons denken is veranderd. We vragen ons af: wat is er mis met ”Vaste Rots van mijn behoud?” Wij zijn niet de generatie waar je tegen kunt zeggen: zo heurt het, dus zo blijven we het doen.”

Coen: „Ons denken verandert gigantisch hard. Onder het motto van vrijheid moet tegenwoordig elke opinie, elke gedachte en elk gezang een plek kunnen krijgen.”

Elise: „In hoeverre worden we door de Geest geleid als we bij elk voorstel om een gezang in de dienst te zingen denken: Help. Als God in zo’n gezang groot wordt gemaakt, wat kan er dan op tegen zijn?”

Ds. T. A. Bakker: „Ik snap dat je dat zegt. Maar ik vraag me dan soms wel af over welke God we het hebben. Ds. De Heer heeft onderzoek gedaan naar gezangen en concludeerde dat er op die manier ook een andere theologie de kerk binnen kan komen. Herken jij dat?”

Elise: „Ik vind ook niet dat alles moet kunnen. Aan de andere kant denk ik wel dat Opwekking soms te snel wordt afgeschreven. Zou de psalm ”God heb ik lief” door de keuring van de kerkenraad komen? Het is wel een van de eerste liederen die we kinderen leren.”

Ds. T. A. Bakker. „Dat is waar. En ik ben geen kenner van Opwekking, maar volgens mij ligt in gezangen wel een zwaar accent op aanbidding en vind je de diepte van de boetepsalmen minder terug in hedendaagse opwekking.”

Minne: „Het zou mij niets verbazen als wij in onze kerk over dertig jaar nog steeds psalmen op hele noten zingen.”