Dus pakte de coole mensen hun handdoek en verzamelden zich bij Tommy's antieke Chrysler. „Eehm,” zei iemand, „we zijn met z'n negenen, met hoeveel auto's gaan we?” „Ja, met die van mij natuurlijk”, antwoordde Tommy, alsof hij een tien-persoons-bus had in plaats van een vier-persoons.

Vijf minuten laten reden we. Heel langzaam. Met twee mensen voorin, vier op de tweepersoons achterbank en drie in de achterbak. Waarvan er een twee meter lang was.

„Wat doen we als we politie tegenkomen?” klonk gedempt uit de kattenbak. „Maak je niet druk”, zei Tommy, „de avondklok is er toch al af en ik heb maar twee biertjes op.”

Al hobbelend over gaten en kuilen, met drie paar benen uit het raam bungelend arriveerden we na acht minuten in plaats van de gebruikelijke twee op de plek van bestemming. Toen iedereen weer uitgevouwen en uitgeklapt was, sprongen we met de koplampen op het meertje gericht een keer in het nog vrij koude water en propten we onszelf vervolgens weer in de Chrysler. „Fijn dit, nu krijg ik het snel weer warm,” zei iemand optimistisch.

„He Tommy, rij nog maar een rondje, het uitzicht is zo mooi,” zei iemand met z´n benen uit de kattenbak terwijl hij in de donkere verte staarde.

Thuis om het kampvuur zat iedereen de dag eens te overdenken toen iemand de stilte doorbrak: „Wisten jullie dat Tommy een negenzitter heeft?”