Met hongerige magen stapten we een huis binnen waar een bordje ”Gasthaus” boven hing. Er was niemand. „O nee”, dachten wij,„net iets voor ons.” Mama duwde voorzichtig een deur open en liet daarbij twee dikke labradors ontsnappen. Er kwam iemand de trap af. „Wir haben reserviert”, zei mama. „Ok”, zei de vrouw, „maar u staat nu in mijn privéonderkomen.”´ Dus stapten we weer door de stromende regen naar de overkant. Langzaam maar zeker vervloog mijn hoop op een Schnitzel.

„Ik heb Wildragout en Käsespätzle”, zei de vrouw. Mama begon te stralen. Natuurlijker, authentieker en Karinthischer kan het niet zijn. De rest was minder happy. Tien minuten later stonden er dampende borden op tafel, die er eerlijk gezegd erg goed uitzagen. Een beetje teleurgesteld begonnen we te eten, tot de eigenaars van het restaurant erbij kwamen zitten en een gesprek begonnen. De avond werd meteen exponentieel beter. Nadat we te weten waren gekomen, dat de wildragout van papa en Matthias door henzelf geschoten was, vroeg de vrouw des huizes spontaan. „Hoe heet jij?” „Maria”, antwoordde ik braaf. „Heb jij niet toevallig een bijbaan nodig?” Ik schoot bijna door het eeuwenoude plafond heen, en wist niet hoe hard ik moest knikken. De vrouw begon te stralen. Ik ook. Ze bleek al langer op zoek te zijn naar zomerpersoneel, en ik heb al minstens 25 keer gesolliciteerd.

Zo stapte ik even later zonder Schnitzel, maar met zomerbaan de deur weer uit.