Kwart over vijf ’s morgens. Twee weken geleden. „Ik schrok wakker door een vreselijk harde knal. Vuurwerk, schoot door me heen. Direct stond mijn moeder naast me. „Er is een vuurwerkbom door de brievenbus gegooid.â€â€
Beneden treft Dirk-Jan een enorme ravage aan. „Er hing een verstikkende rook in de hal en in de slaapkamer van mijn ouders. Overal lag glas en metaal. De deuren zaten vol gaten en het plafond was omhoog geslagen door de druk van de explosie.â€
Eén beeld blijft de Huizenaar bij. „In het ledikantje van mijn zusje lagen scherven van de bom. Zij sliep die nacht in het bed van mijn ouders, dat is menselijkerwijs haar redding geweest.â€
In een mum van tijd kleurt de hal blauw door agenten. De straat wordt afgezet en Dirk-Jan wordt verhoord door een rechercheur. „Ze vroegen of ik vermoedde wie de dader was. Dat wist ik niet. Nog steeds niet, het is volkomen onduidelijk wie de bom door de brievenbus heeft gewerkt. Boos worden helpt daarom niet. De politie onderzoekt de zaak.â€
De explosie maakte indruk op Dirk-Jan. „De avond voor de explosie reden mijn ouders door de sneeuw naar huis. „Blij dat we veilig thuis zijnâ€, zei mijn vader. Nu blijkt dat je zelfs thuis niet veilig bent. Dat is een dubbel gevoel.â€
tekst Corine Bruggink, beeld RD, André Dorst