Vanuit mijn ooghoeken zie ik een tweetal twintigers rondspeuren wie ze aan kunnen schieten. Vast weer van die verkopers die je abonnee willen maken van krant X of willen strikken voor stichting Y, schiet het door me heen.
Wegwezen. Ik heb haast. Bovendien lezen we al een krant en kiezen we jaarlijks weloverwogen de goede doelen. Blijkbaar straal ik dit te weinig uit, want een van de twee –excentrieke haardos, overtuigde blik– stapt goedlachs op me af.
„Mevrouw, lekker aan het winkelen?” Ik wil niet onvriendelijk zijn, maar dit is wel hét moment om hem nog af te kunnen poeieren. Dus zeg ik beslist: „Prima, maar ik heb haast dus ik loop graag door.”
„Geen probleem, ik loop graag een eindje met u op.” Voordat ik het weet heb ik een ratelende jongeman naast me lopen die een stevig verhaal neerzet over de tekorten in ontwikkelingslanden. Vastbesloten de regie in handen te houden, zeg ik: „Boeiend verhaal, maar als u mij ergens donateur van wilt maken, moet ik u helaas teleurstellen. Overigens moet ik hier afslaan”, wijzend met mijn vinger naar de straat aan onze rechterhand.
„Het mag ook een eenmalige gift zijn”, antwoordt de knul terwijl hij met mij afslaat.
Meteen maakt hij me deelgenoot van de procedure. Ik hoef slechts na mijn betaling één keer te bellen om stop te zetten. Na enkele minuten sta ik resoluut stil. „Ik doe het niet en hier is de voordeur van mijn huis, prettige dag.”