Als je al die aantijgingen hoort begin je je af te vragen: waarom is zo’n persoon ooit gekozen als kandidaat-eurocommissaris? Het antwoord op die vraag is even ongelooflijk als triest: omdat ze een vrouw is.
Bij de verdeling van de eurocomissariaten is het de gewoonte dat elk land één post krijgt. Elk land geeft dan ook de naam door van de kandidaat die het het geschiktst of gewenst vindt. Slovenië deed dat niet: zij stuurden een lijstje met drie namen op, waaruit Jean Claude Juncker (de voorzitter van het Europees parlement) dan de persoon mocht kiezen. En nu is het toevallig zo dat Juncker emancipatie he-le-maal cool vindt, en dat het hem een doorn in het oog is dat er zo weinig eurocommissarissen vrouw zijn, dus toen hij Bratuseks naam zag staan, was de keuze snel gemaakt. Dat hij daarmee het risico liep een prutser als commissaris aan te stellen, nam hij op de koop toe.
En dit verhaal staat niet op zich. Zowel het Europees als het Nederlands beleid is er al jaren op gericht om de man-vrouw verhouding bij topfuncties zoveel mogelijk fifty-fifty te krijgen. Ook als dat zorgt voor een kwalitatief minder goede bestuurder en ook als dat (via allerhande stimulatiecampagnes) heel veel geld kost. Voorstanders van deze peperdure en inefficiente vrouwenvoortrekkerij zullen wel vinden dat het het waard is, als het voor een eerlijkere verdeling van de politieke macht tussen man en vrouw (of zoiets) zorgt, maar volgens mij kun je een unie (of een land) niet serieus nemen, zolang die flauwe prestigeprojectes belangrijker vindt dan bekwame politici aan het bewind.