Opinie

Eenheid gaat ’m niet meer worden in de kerken

We praten en confereren over kerkelijke eenheid, maar wie een beetje realistisch is, ziet wel dat die er niet in zit. We hebben de geschiedenis en onszelf tegen. Maar wat zou God met onze verlegenheid kunnen?

Prof. dr. W. van Vlastuin
18 November 2022 21:45Gewijzigd op 4 April 2023 14:14
„Volgend jaar verenigen zich de Nederlands Gereformeerde Kerken met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, maar we zien nu al gebeuren dat dit de verbrokkeling niet stopt.” Foto: gezamenlijke synode van de GKV en de NGK, deze maand in Elspeet. beeld André Dorst.
„Volgend jaar verenigen zich de Nederlands Gereformeerde Kerken met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, maar we zien nu al gebeuren dat dit de verbrokkeling niet stopt.” Foto: gezamenlijke synode van de GKV en de NGK, deze maand in Elspeet. beeld André Dorst.

Tot het begin van de negentiende eeuw konden we in Nederland spreken over de ene kerk van de Reformatie. Er ontstonden haarscheurtjes in deze ene kerk, de haarscheurtjes werden grote scheuren, en inmiddels zitten we met tal van brokstukken van deze ene kerk van de Reformatie in ons land.

In 1816 deed koning Willem I een greep naar de macht over de kerk. Er kwam een algemeen reglement. Ondertussen kwam Hendrik de Cock tot bekering. Men wist niet om te gaan met zijn wat onbesuisde persoonlijkheid. Met dwang en geweld zou hij in het kerkelijke keurslijf geperst moeten worden, maar dat mislukte. In 1834 was de Afscheiding een feit. Overheid en kerkbesturen verenigden zich in het vervolgen van de afgescheidenen, die zich dan ook als ”kruisgemeenten” typeerden. Wat een schaamtevolle vertoning!

Toen bleef het maar verder afbrokkelen. In 1886 volgde de Doleantie onder leiding van Abraham Kuyper. De vereniging van deze beweging met afgescheidenen in 1892 deed het aantal denominaties niet afnemen, want de Christelijke Gereformeerde Kerken ontstonden uit hen die achterbleven. Iets dergelijks gebeurde toen ds. G. H. Kersten in 1907 ledeboerianen en kruisgezinden probeerde te verenigen: onder leiding van ds. L. Boone bleven de oud gereformeerden achter.

Toen ging het weer mis. In 1944 ontstonden de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt uit de Gereformeerde Kerken in Nederland. In 1953 braken de Gereformeerde Gemeenten uit elkaar. In 1967 volgde een uittocht van Nederlands gereformeerden uit de vrijgemaakte kerken. In 2003-2004 traden De Gereformeerde Kerken (hersteld) uit het vrijgemaakte bolwerk, in 2009 gevolgd door de Gereformeerde Kerken Nederland. In de tussentijd voltrok zich het drama van Samen-op-Weg, waaruit de Protestantse Kerk in Nederland, de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland en de Hersteld Hervormde Kerk ontstonden.

En de toekomst? Volgend jaar verenigen zich de Nederlands Gereformeerde Kerken met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, maar we zien nu al gebeuren dat dit de verbrokkeling niet stopt. Wie gelooft er nog in kerkelijke eenheid? Je moet dan wel erg naïef zijn.

Kijk naar jezelf

We moeten een diepere vraag stellen: Willen we eigenlijk wel echt kerkelijke eenheid? Natuurlijk, alle kerken hebben commissies voor kerkelijke eenheid. We weten dat Jezus met het zicht op Zijn lijden intens gebeden heeft dat zij allen één zouden zijn, opdat de wereld in God zou geloven.

Maar zijn we stiekem toch niet heel tevreden met onze denominaties? Denken we ten diepste niet dat onze denominatie de beste is, ook al zeggen we dat deze de slechtste is? Ervaren we onze eigen theologie en (kerkelijke) spiritualiteit niet als de norm voor anderen?

Zijn we ten slotte geen moderne mensen die van vrijheid en keuzemogelijkheden houden? De een rijdt liever een basic Volkswagen Fox, de ander kiest voor een robuust dieseltje, een derde geniet van een elektrische Tesla. Je moet er toch niet aan denken dat vertegenwoordigers van al die verschillende geestelijke culturen in één denominatie samenkomen en op dezelfde preekstoelen voorgaan? Wat een spanningen zou dat geven. Dan is het beter dat ieder zijn eigen voorkeur volgt. We kunnen kiezen voor een verbondsmatige prediking, bevindelijke accenten, verrassende exegese of juist een activistische benadering. Wat is er eigenlijk mis met de kerkelijke veelkleurigheid?

We voelen wel aan dat we dit niet openlijk kunnen zeggen, daarom formuleren we onze diepgeestelijke excuses. We zeggen dat de kerk geestelijk al één is. Of we verwijzen naar de scheuring in het rijk van Israël, die nooit meer geheeld is. Of we gooien het over een andere boeg: met krokodillentranen in de ogen en met een ernstig gezicht zeggen we dat we eerst in de schuld moeten komen en dat God kerkherstel moet geven. En onderwijl is er geen smart.

Kijk naar God

Als we naar mensen, ambtsdragers en synoden kijken, gaat eenheid ’m niet meer worden. Je zou door moedeloosheid en cynisme verlamd worden.

En toch, nochtans. We belijden iedere zondag: Ik geloof de heilige katholieke kerk (als beste vertaling van de oorspronkelijke apostolische geloofsbelijdenis). Het artikel van de kerk is een geloofsartikel. Het kenmerk van geloof is dat het een bewijs is van de dingen die je niet ziet, waarvan je het tegendeel ziet, terwijl je nochtans leeft uit God en Zijn heil in de opgestane Kurios.

Het geloofsartikel van de vergeving van de zonden functioneert niet zonder het besef van zonden, maar in de verslagenheid over onze schuld en de zondemacht van binnen. Het geloof in de vergeving wordt dan ook niet opgeroepen door te blikken naar mijn geestelijk innerlijk, maar het ontspringt door de Geest aan de beloften van God, Die verzekert dat Hij zeventig maal zevenmaal van harte misdaden vergeeft. Hoe minder verwachting uit de omstandigheden, hoe meer verwachting van Hem Die fonteinen opent in de woestijn, water laat stromen uit een rots, wegen baant door de zee, water verandert in wijn, het leven tevoorschijn roept uit de dood en verjongt hetgeen onomkeerbaar veroudert.

Met het geloof in de kerk is het niet anders gesteld. Ik zie alleen maar de brokstukken van de kerk van de Reformatie, ik zie onomkeerbare processen van doorgaande verbrokkeling, ik zie gelatenheid, burgerlijkheid en kleinmenselijkheid. Nochtans „geloof” ik de heilige katholieke kerk.

Ik geloof „de” kerk. Wat zal dat zijn om in zoveel verscheidenheid samen te leven uit de ene Heiland, verbonden in het ene geloof, geleid door de ene Heilige Geest, wandelend in de ene waarheid, gedoopt met de ene heilige doop, aanzittend aan de ene avondmaalstafel.

Ik geloof de „heilige” kerk. Geheimenisvol is dat. Daar klinkt Gods heilige wet, daar is ontzag voor Gods heilig Evangelie en daar is het beslag van de Heilige Geest. Onheiligen zijn daar geheiligd door de heilige doop en worden daar geheiligd door Woord en sacrament.

Ik geloof de „katholieke” kerk. Katholiek drukt de heelheid en de volheid in God uit. Daar worden zielen gevoed en bloeien de harten open. Daar straalt de glorie van de verheerlijkte Christus af op Zijn lichaam. Daar is een klein begin van de grote zaligheid.

„Ik geloof de heilige katholieke kerk.” Ik durf het bijna niet meer op mijn lippen te nemen. Nochtans mag ik het mee-belijden met Woord en Geest, die het voorzeggen, in gemeenschap met de kerk van alle tijden en plaatsen. Niet als ritueel, maar met hoop op God.

De auteur is hoogleraar theologie en spiritualiteit van het gereformeerd protestantisme aan de Vrije Universiteit. Dit artikel is een bewerking van zijn op 17 november in Wapenveld gehouden lezing, tijdens de eerste van vier bijeenkomsten over geloofsthema’s, georganiseerd door de Theologische Universiteit Apeldoorn en de werkgroep Geloof het zelf!

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer