Prof. Van Vlastuin voor ambtsdragers GKN en DGK: Toepassing van het heil is geen extraatje
De toepassing van het heil is geen extraatje of surplus, maar behoort tot de kern en het gebinte van de gereformeerde theologie.
Dit zei prof. dr. W. van Vlastuin zaterdag op een conferentie voor ambtsdragers van de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN) en De Gereformeerde Kerken (hersteld) (DGK). Deze betrekkelijk nieuwe kerkverbanden kwamen voort uit onvrede met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. De ambtsdragersconferentie met als thema ”De toe-eigening van het heil” in de Maranathakerk in ’t Harde trok zo’n negentig bezoekers.
Prof. Van Vlastuin, rector van het Hersteld Hervormd Seminarium, toonde in zijn lezing ”De toepassing door de Heilige Geest” met citaten van de reformatoren, uit de gereformeerde belijdenisgeschriften en het klassieke doopformulier aan dat de toepassing van het heil altijd verband houdt met de kernvragen van de theologie. Hij memoreerde de strijd van reformator Maarten Luther over de vraag: „Is de kerk de bemiddelaar van het heil of de Heilige Geest?”
Volgens de hoogleraar verwoordt de Heidelberger Catechismus de toepassing van het heil zo mooi door eerst over de inlijving in Christus te spreken, om daarna als daaruit voortvloeiend de geloofsweldaden te behandelen.
Prof. Van Vlastuin betoogde dat de toepassing van het heil in de gereformeerde theologie altijd in het trinitarisch kader staat. „De Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn allen actief. Christus is zowel Middelaar van verwerving als van de toepassing.”
Vervolgens wees hij op het klassieke doopformulier met de balans tussen de waardering van het heil ”buiten ons” en de verwerving van het heil ”binnen ons”. „Het is wel een supersmal spoor. Het gevaar bestaat door enerzijds af te wijken ter linkerzijde in een automatisme en anderzijds ter rechterzijde te verzanden in een tobben zonder eind over de toe-eigening van het heil”, aldus prof. Van Vlastuin.
Brave jongen
Dr. A. Bas, predikant van de gecombineerde GKN-gemeenten Dalfsen en Kampen, was gevraagd een reactie op de lezing van Van Vlastuin te geven. „Ik groeide op als brave jongen in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en kan mij niet herinneren dat de term ”toepassing van het heil” ooit werd gebruikt. Het ging over het verbond, over de verbondsbelofte en de eis. Die eis bestond uit de opdracht dankbaar te zijn voor je verlossing en dat te laten zien in het leven. Dat bracht mij in verlegenheid omdat ik besefte niet aan die eis te voldoen: ik was niet dankbaar genoeg.”
Dr. Bas vertelde dat de opvattingen van de vrijgemaakte hoogleraar dr. C. Trimp in zijn boek ”Klank en Weerklank” hem hielpen. Prof. Trimp spreekt over „het overwicht van de belofte”, omdat de belofte voorop gaat en de Heere gééft wat Hij eist.
De rapporten van de gesprekken tussen de GKV en de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) over de toepassing van het heil waren voor dr. Bas ook een eyeopener. „Daardoor leerde ik het woord genade spellen. Geloof is leven van en uit genade. Geloven en vertrouwen in een genadige God gaan voorop en dan volgt de dankbaarheid.”
Te lief
Ds. C. Koster, predikant van de DGK-gemeente Lansingerland, een combinatie van de gemeenten Bleiswijk, Bergschenhoek en Berkel en Rodenrijs, raadde zijn medeambtsbroeders aan de lezing van dr. Van Vlastuin te gebruiken als een voorgehouden spiegel. „Misschien was broeder Van Vlastuin nog te lief voor ons. Ikzelf heb door zijn lezing duidelijk ingezien waaraan het schort in onze prediking. De gemeente is in haar geheel een verbondsgemeente, maar mogelijk hebben we te weinig oog gehad voor het onderscheid en verschillen in die ene verbondsgemeente. Gingen wij er in onze prediking niet te veel vanuit dat wij preekten voor een vergadering van wedergeboren mensen? Wij moeten in prediking en bezoekwerk oog hebben voor het onderscheid in de gemeente.”
Ds. Koster hield een pleidooi voor het onderscheidenlijk preken. „Preken moeten zijn afgestemd op verschillende gradaties. Weliswaar zijn verbondskinderen verbondskinderen, maar onder hen zijn ook huichelaars, afgedwaalden, ingezonkenen en wettische werkheiligen. Hebben wij, heb ik, daar voldoende oog voor?”