Taakstrafverbod maakt Nederland niet veiliger
Hoe dient fysiek geweld tegen handhavers van de openbare orde te worden bestraft? In elk geval niet met een taakstraf, zo luidde de strekking van een wetsvoorstel dat de ministers Dekker en Grapperhaus in 2020 indienden.
Het initiatief was een reactie op de zoveelste uit de hand gelopen jaarwisseling. Of beter gezegd: op één incident tijdens oud en nieuw dat destijds breed werd uitgemeten in de pers.
Een relschopper trapte een ME’er die op de grond lag en een helm droeg tegen het hoofd. Volgens de wet had die geweldpleging geen ernstige inbreuk op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer tot gevolg vanwege de helm en om die reden bleef een celstraf uit. Onbestaanbaar, vond een Kamermeerderheid en dus grepen de bewindslieden naar een paardenmiddel. Voor dergelijk geweld móést voortaan celstraf worden gevonnist, al was het maar voorwaardelijk. Of –in het geval van de onvoorwaardelijke variant– voor de duur van één dag.
De wet bevatte echter dermate veel manco’s dat je geen doorgewinterde wetgevingsjurist hoefde te zijn om er de wenkbrauwen bij te fronsen. Vooral tijdens de wetsbehandeling in de Eerste Kamer, twee weken geleden, kwamen die tekortkomingen voor de dag. Een voorbeeld: een handhaver die meerijdt op een streekbus zou wel onder de wet vallen, maar de buschauffeur zelf niet. De reden: de taakuitoefening van de een staat ten dienste van de handhaving van de orde en de veiligheid; die van de ander niet. Dat wringt.
Nog zoiets: VVD-justitieminister Yesilgöz, die de wet verdedigde in de Senaat, wilde vooral van de taakstraf af omdat die door een groepje politieke brulapen ter rechterzijde van het politieke spectrum wordt gezien als een flutstraf. Zo’n imago–argument kan natuurlijk nooit doorslaggevend zijn. Sterker nog, met een slogan zoals bijvoorbeeld ”Niet zitten, maar werken!” kun je ook het tegendeel betogen, namelijk dat een werkstraf pas een echte sanctie is.
Anders gezegd, het wetsvoorstel had zich ook kunnen richten op het verhogen van de maximumwerkstraf, van 240 naar bijvoorbeeld 480 uur. Daar had de rechter in elk geval beter mee uit de voeten gekund.
Daar komt nog bij dat de recidive na een werkstraf volgens meerdere onderzoeken lager is dan die na een gevangenisstraf. Om nog maar te zwijgen van de kostenexplosie van vele tientallen miljoenen die onherroepelijk volgt als de korte (en peperdure) gevangenisstraf in de plek van de werkstraf komt.
Hoe dan ook, dinsdag stemde de Senaat het wetsvoorstel weg. Met die uitkomst valt prima te leven, hoe groot de verbijstering bij de VVD ook moge zijn. Als politieke partijen en bewindspersonen proberen om symboolwetten in het parlement te verkopen als het ei van Columbus staat hen dat vrij. Maar met de aanvaarding van dit rammelende plannetje hadden Yesilgöz en de volksvertegenwoordiging de samenleving echt niet veiliger gemaakt.