Hoop
Hoe denkt u over uzelf? Bent u niet van binnen en van buiten walgelijk en vol zonden? Heeft u behagen in deze toestand? Is dat uw blijdschap en vermaak? Of brengt u uw leven door in diepe droefheid, zodat u bijna niet weet wat blijdschap is? Wat is de oorzaak nu van al dat kwijnen? Zijn het de moeilijkheden van dit leven, of is het uw zondige gestalte over het gemis van Christus en over het leven in vervreemding van God?Wat zou nu uw ziel gerust en tevreden kunnen stellen? Ik meen dat het u om God te doen is en dat uw droefheid is naar Hem. Zou u uit die droevige en zondige staat wel verlost willen worden, indien u de keus werd gegeven? Zegt u van ganser harte: Ja, maar het is mij onmogelijk, ik kan nog niet recht treuren, noch mij bekeren, noch tot God gaan, noch Christus aannemen? Zegt u: O, ik ben in een steile put en ik kan er niet uitkomen. Mensen willen mij wel helpen, maar het is alles tevergeefs. Ik blijf die ik ben. Alleen God kan mij helpen.
Ja, dat alles is waar, maar ik zal u enkele middelen voorschrijven in deze staat. Zorg dat u steeds werkzaam bent met al wat uw hand vindt om te doen. Houd u aan bepaalde tijden om Gods Woord te lezen en knielend te bidden. Al zou u het maar doen als natuurlijk werk. Niet dat u zich moet vergenoegen in uiterlijk werk, maar wie weet: God mocht zich wenden!
W. à Brakel, predikant te Rotterdam (Een bemoedigende brief, 1739)