Geen religie meer?
2 Kronieken 15:3
„Israël nu is vele dagen geweest zonder de ware God en zonder een lerende priester en zonder de wet.” Israël zou zitten zonder efod. De efod was een linnen lijfrok van de hogepriester, waaraan de borstlap was vastgehecht, waarin twaalf kostelijke stenen met goud waren ingezet, beschreven met de namen der twaalf stammen Israëls, die de hogepriester op zijn hart moest dragen, als hij verscheen voor het aangezicht des Heeren. Door middel van deze borstlap en efod was de Heere gewoon Zijn verborgenheden te openbaren, als Hem gevraagd werd in zware en duistere gevallen (Zie Exodus 28:6-30; 1 Samuel 23:6 en 9 en 1 Sam. 30:7 en 8). Als nu hier gezegd wordt „dat de kinderen Israëls zonder efod zouden zitten”, dan geeft dit te kennen dat hun godsdienst zou teniet lopen, en dat de Heere zou ophouden om hun langer Zijn verborgenheden bekend te maken. Het zou met hen zijn, zoals er van Saul staat: „En Saul vroeg de Heere, maar de Heere antwoordde hem niet, noch door dromen, noch door de urim, noch door de profeten” (1 Samuel 28:6). Of, zoals elders van het hele volk gezegd wordt: „Israël is vele dagen geweest zonder de ware God, zonder lerende priesters en zonder de wet” (2 Kronieken 15:3). Maar was nu Israël zo zonder ware godsdienst, het zou ook zonder afgodendienst zijn; daarom staat er ook in onze tekst dat zij zouden zitten zonder opgericht beeld.
Wulfert Floor, oefenaar in Driebergen
(”Al de eenvoudige oefeningen”, 1913)