„Seksuele ethiek cruciaal voor werfkracht gemeente”
Seksuele ethiek en de werfkracht van de gemeente in een niet-christelijke wereld hebben nauw met elkaar te maken. De Amerikaanse promovendus David Bosworth belicht de misstanden in de gemeente van Korinthe op dit punt.
Bosworth promoveert dinsdag aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) in het Belgische Leuven op een incestueuze misstand in de gemeente van Korinthe: een man onderhield een seksuele relatie met de vrouw van zijn vader. Een zaak die volstrekt onacceptabel was voor de Joodse wet én voor de Romeinen, maar kennelijk door de christenen gedoogd werd, zo betoogt de promovendus.
In zijn boek ”Group Boundedness in Corinth: Social Identity, Ingroup Distinction and Witness in 1 Corinthians 5:1-13” laat de Bosworth zien hoe belangrijk het is dat een gemeente een duidelijke identiteit heeft. De kerk wordt door Paulus gezien als een duidelijk begrensd geheel (”bounded entity”), met „duidelijke criteria om te bepalen wie in en bij de groep behoorde. Deze groepsnormen werden actueel na de toetreding van heidenen tot de christelijke gemeente”, zo schrijft de promovendus.
Bosworth is lid van de Light of Christ Anglican Church of Englewood, Colorado (Verenigde Staten), onderdeel van de Anglican Church in North America (ACNA). Hij is universitair hoofddocent Nieuwe Testament en Zending aan de Colorado Christian University in Lakewood, Colorado.
Reputatie
De kwestie van de incest ondergroef de reputatie van de christelijke gemeente bij buitenstaanders, zo stelt Bosworth. „Paulus keek naar ethische normen als middel om zicht te krijgen op het lidmaatschap van de gemeente. Seksuele moraal had zijn speciale aandacht, deels omdat dit traditioneel een middel was om cultische reinheid te bewaren, waar de Joden de nadruk op legden. Als de gemeente een incestueus man zou toestaan, zou de kerk haar morele zuiverheid verliezen en ook ongelovigen gehinderd worden om de gemeente te zien als een heilige gemeente.”
Vandaar dat rigoureuze maatregelen van Paulus om de incestueuze man uit de gemeente te verwijderen en van het avondmaal uit te sluiten. Bosworth: „Doop en avondmaal zijn sacramenten die de identiteit van de gemeente bevestigen. De publieke afwijzing van de zondaar had een dubbel effect: de heiligheid keerde weer terug in de gemeente én het getuigenis naar de buitenstaanders werd hersteld. De uitsluiting van de zondaar was niet bedoeld om de kerk minder toegankelijk te maken voor buitenstaanders. Integendeel, uitsluiting bood een duidelijke markering die gelovigen en ongelovigen van elkaar onderscheidde. Degenen die zich wilde verbinden aan de gemeente dienden te beseffen dat zij hun vroegere leven achter zich moesten laten om zich te conformeren aan de morele verwachtingen van de nieuwe gemeenschap. Seksuele zuiverheid en huwelijkstrouw zijn middelen die de zuiverheid van God in menselijke relaties weerspiegelen.”
In het Romeinse Rijk heerste er wel een taboe op incest, maar niet op homoseksualiteit, zo schrijft u. Waarom was incest zo erg?
„De Romeinen tolereerden allerlei seksuele afwijkingen, maar zij geloofden dat intimiteit tussen verwanten de natuurlijke orde van het universum verstoorde en het Romeinse Rijk in het ongeluk stortte. Ze karakteriseerden incest als barbaars, wat betekent dat volgens hen alleen buitenstaanders, niet-Romeinen, degenen waren die zich aan een dergelijk gedrag schuldig maken. Degenen die trouw waren aan de Romeinse etnische identiteit zouden een dergelijke praktijk nooit in hun hoofd halen.”
Wat is de relevantie van uw proefschrift voor de kerk van vandaag?
„Paulus’ houding ten aanzien van de kwestie in de gemeente van Korinthe impliceert dat er duidelijke grensmarkeringen zijn op grond waarvan een persoon kan worden geïdentificeerd als lid of niet-lid van de kerk. Terwijl de incestueuze situatie op de voorgrond van mijn boek staat, is de kwestie die zich op de achtergrond bevindt een ecclesiologische. Ik hoop dat mijn proefschrift verder kan bijdragen aan het ecclesiologische gesprek over hoe de kerk wordt gedefinieerd. Als we de kerk zien als een begrensde entiteit waarin het duidelijk is wie lid is en wie geen lid is, heeft dit aanzienlijke implicaties voor hoe wij onze bijeenkomsten inrichten, de manier waarop we mensen uitnodigen in de gemeenschap en hoe de acceptatie in de geloofsgemeenschap gestalte krijgt.”