Nieuw wapen in strijd tegen malaria ontdekt
Onderzoekers van het Radboudumc hebben een medicijn ontwikkeld dat de overdracht van de malariaparasiet van mens naar mug blokkeert. Het zal echter nog wel even duren voordat het op de markt komt.
Razend enthousiast zijn de onderzoekers over hun bevindingen. „De vooruitzichten zijn heel goed”, stelt dr. Matthijs Jore, die woensdag een artikel over het medicijn publiceerde in vakblad The Lancet Infectious Diseases.
Samen met een internationaal team onderzoekers ontdekte Jore dat het middel, een antilichaam met de naam TB31F, in staat is de overdracht van de malariaparasiet van mens naar mug volledig te blokkeren. Een eenmalige dosis heeft volgens hen vijf tot zes maanden effect – even lang als het muggenseizoen in de meeste regio’s in Afrika duurt.
Het antilichaam beschermt niet de patiënt zelf, maar wel zijn omgeving. Jore legt uit hoe dat zit. „Bij een besmet persoon verschuilt de malariaparasiet zich in de rode bloedcellen. Het antilichaam heeft daar dan geen vat op. Als een mug bloed drinkt, zuigt ze samen met de besmette bloedcellen ook het antilichaam op. In de mug komt de parasiet vrij, getriggerd door de lagere temperatuur. Op dat moment slaat het antilichaam toe.”
Het tegengaan van de overdracht is ontzettend belangrijk, stelt de Nijmeegse microbioloog. „De overdracht van malaria is heel efficiënt. Eén besmet persoon kan honderd anderen besmetten. Het is daarom zaak dat je dat voorkomt.” Dat ook mensen zonder klachten de parasiet bij zich kunnen dragen, maakt effectieve bestrijding volgens Jore extra ingewikkeld.
Vermoeidheid
Promovenda Merel Smit, die ook betrokken was bij het onderzoek, legt uit hoe ze te werk zijn gegaan. „We hebben TB31F aan 25 gezonde vrijwilligers toegediend, met vijf verschillende doseringen, en hen drie maanden gevolgd. Daarbij keken we of zij klachten kregen. Ook namen we bloed bij hen af. Dat hebben we gebruikt om de concentratie van het antilichaam te meten, en om te kijken of het de overdracht van malaria blokkeert.”
Het middel, dat zowel intraveneus (in de aders) als onderhuids kan worden toegediend, bleek veilig te zijn, stelt Smit. „De deelnemers hadden alleen milde klachten. Het meest voorkomend was vermoeidheid. Dat kan echter ook een bijwerking zijn van clemastine, een anti-allergiemedicijn dat de vrijwilligers samen met paracetamol als premedicatie kregen.”
De Nijmeegse studie is een zogenaamd fase 1-onderzoek, waarbij de nadruk ligt op de veiligheid van het medicijn. De vervolgstap is een veldstudie, die binnen een of twee jaar van start gaat, verklaart microbioloog Jore. „We willen het medicijn dan aan mensen geven die met malaria zijn geïnfecteerd, en kijken of zij de parasiet kunnen doorgeven aan niet-geïnfecteerde muggen.”
Er is een aantal verschillen tussen de veldstudie die ze in Afrika willen gaan doen en het onderzoek dat in Nijmegen is uitgevoerd – met gezonde vrijwilligers, één soort mug en één malariastam. „Op zich denken we dat het heel goed overeenkomt met het veld”, zegt Jore. „Maar dat wil je nog wel laten zien.”
Resistentie
Voordat TB31F op de markt komt, moet ook nog fase 3-onderzoek worden gedaan. „Dat zijn ingewikkelde studies”, zegt Jore. „Je wilt het medicijn dan testen in een grote gemeenschap en kijken of het gedurende het hele seizoen effect heeft.” Hij verwacht over een paar jaar dit onderzoek te kunnen doen, mits de resultaten van fase 2 positief zijn.
De microbioloog denkt dat TB31F onder meer van toegevoegde waarde is in regio’s die kampen met resistentie tegen bestaande malariamedicatie, zoals artemisinine. „Resistentie tegen dit medicijn is een toenemend probleem, dat ontstond in Zuidoost-Azië maar nu ook in Afrika speelt. Dat geeft aan dat we zo veel mogelijk middelen moeten aanwenden.”