Kerk helpt asielzoeker, maar niet door noodopvang
Kerken willen graag iets betekenen in de noodopvang van asielzoekers, maar ze hebben te weinig ruimte.
Er zijn ook onvoldoende gemeenteleden die zo’n opvang kunnen opzetten en coördineren. Dat blijkt uit een donderdag verschenen onderzoek van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) naar aanleiding van de „opvangcrisis” in Nederland.
De kerk vroeg plaatselijke gemeenten welke rol zij willen en kunnen spelen bij de noodopvang van asielzoekers. Zes op de tien gemeenten zouden hun kerkgebouw voor opvang willen openstellen. Slechts 15 procent geeft aan ook daadwerkelijk de ruimte en capaciteit daarvoor te hebben. Bij de gemeenten die aangeven wel plaats te hebben, gaat het om een tot vijftig opvangplekken.
Toch is er in de huidige opvangcrisis zeker een rol voor de kerk weggelegd, vindt de PKN. „Door een gebrek aan ruimte en capaciteit ligt het voor de hand om aan andersoortige hulp en ondersteuning te denken, zoals het wekelijks gebed in de eredienst, welkomstdiensten, maar ook het openstellen van de kerkgebouwen voor doordeweekse activiteiten, zoals taalcafés en thema-avonden.”
Oekraïne
Kerkelijke gemeenten ontplooien diverse activiteiten voor vluchtelingen uit Oekraïne. Meer dan de helft van de gemeenten doet in de zondagse diensten voorbede (83 procent) en of zamelt via collectes geld in (68 procent).
Meer dan de helft van de kerken doet mee aan geldinzamelingsacties en goedereninzamelingen. Ze stellen ook de kerkgebouwen open voor maaltijden en taallessen.
Een op de tien kerken zegt iets te kunnen betekenen in de opvang voor vluchtelingen uit Oekraïne. De percentages verschillen weinig van de getallen rondom asielzoekers. Kerken lijken daarmee „geen onderscheid te maken tussen hulp aan asielzoekers en gevluchte Oekraïners”, aldus de PKN.