Belijdende volkskerk wringt met de rafelranden
Een kerk die veel leden verliest en rafelranden heeft, kan alleen daarom al een volkskerk worden genoemd, vindt dr. ir. Jan van der Graaf. Een volkskerk kan niet anders dan een belijdende kerk zijn, stelt prof. dr. W. van Vlastuin. „Er is meer nodig dan de vrijheid om plaatselijk het Woord te verkondigen.”
Twee stellingen tijdens de conferentie ”Gereformeerd in de volkskerk!?”, donderdag in Putten, georganiseerd door de vereniging Protestants Nederland en de Gereformeerde Bond (GB) in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). De bijeenkomst trok zo’n 150 bezoekers.
Van der Graaf, oud-secretaris van de GB, laat zich in zijn kerkbegrip inspireren door de hervormde theologen A. A. van Ruler en Ph. J. Hoedemaker. „Gereformeerd in een volkskerk betekent: de schare binnen de omheining van de kerk de boodschap van de verzoening aan het hart leggen en de schare daarbuiten profetisch en priesterlijk met het Evangelie in aanraking te brengen, apostolair en diaconaal.”
De huidige PKN heeft volkskerk weliswaar niet meer in de naam, maar in haar gestalte is ze niet anders dan de Nederlandse Hervormde Kerk voor 2004, aldus Van der Graaf. De Protestantse Kerk wil „een Christus-belijdende geloofsgemeenschap zijn”, die voor mensen, machten en overheden wil getuigen „van Gods beloften en geboden”, zegt de kerkorde. Daarmee is volkskerk „een kwalitatief begrip” geworden, zei Van der Graaf.
Nog steeds hebben ook de gemeenten binnen de Protestantse Kerk de rafelranden die hervormde gemeenten hadden, al wordt er nu niet meer van geboorteleden gesproken. „Vele gemeenten zijn nog altijd meer kerk van het dorp dan in welke andere kerk dan ook. De dominee komt er bij randkerkelijken, maar ook bij onkerkelijken.”
In vele hervormde gemeenten werd en wordt het gereformeerd belijden hooggehouden, aldus Van der Graaf. „Nee, niet door justitiële tuchtoefening, al is die er bijvoorbeeld rondom het avondmaal in principe wel, maar vooral in de prediking. Hoewel altijd nodig, is in een volkskerk de wekroep tot bekering urgent. De gemeente mag tot in haar brede randen gemeente binnen het verbond zijn, maar het is niet alles Israël wat Israël heet. Dat vraagt onderscheiden prediking.”
Hervormd-gereformeerden hebben zich nooit willen afsnoeren van gereformeerden buiten de volkskerk. Van der Graaf stelde „aan alle afgescheidenen” onder de bezoekers in Putten de „dringende” vraag die ds. G. Boer stelde inzake de Afscheiding van 1834, namelijk „of na alle afscheidingen Christus de volkskerk zou hebben verlaten.”
Afscheiding
Ds. J. M. J. Kieviet, emeritus predikant binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken, schetste het „dramatisch” gebeuren rond ds. Hendrik de Cock en de Afscheiding van 1834. De Afscheiding in Ulrum zag zichzelf niet anders dan als een „wederkeering” naar de aloude belijdenis van de kerk der hervorming. En in die weg hoopten de afgescheidenen met hun daad een zegen te zijn voor heel het volk.
De intentie van ds. De Cock was een zuivere, aldus ds. Kieviet. „Hij had een schat ontdekt, die hij al zijn geloofs- en volksgenoten gunde. Tegelijkertijd hebben allerlei onordelijk optreden en extreme uitlatingen het conflict onnodig versterkt. De daad van afscheiding in Ulrum was al te voorbarig. Ze kwam mede tot stand door toedoen van het drijven van ds. H. P. Scholte en zijn gedachte van een vrije kerk, naar het model van Genève van die dagen.”
In zijn brochures en pamfletten was De Cocks blik zonder twijfel gericht op de geestelijke belangen van kerk en volk. Maar ondertussen betekende de Afscheiding in de praktíjk dat de landelijke kerk, de kerk van de gedoopte natie, werd afgeschreven. De Nederlandse Hervormde Kerk werd verklaard tot een valse kerk. In dat opzicht is het heel wrang dat Hendrik de Cock in de enkele jaren dat hij nog leefde zich buitengewoon beijverd heeft om, overal waar dat maar enigszins kon, afgescheiden gemeenten te stichten, zei ds. Kieviet. De geschiedenis van de aldus ontstane afgescheiden kerken laat in zijn ogen „schaamteloos” zien hoe deze een invalspoort vormden voor individualisme, subjectivisme en zelfs sektarisme.
Zo’n versplinterde kerk die voortdurend bezig is „het eigene” te (her)formuleren en naar alle kanten te verdedigen, komt aan Jan Rap en zijn maat niet toe, constateerde ds. Kieviet. „Daar is het kerk-voor-het-volk, of zo u wilt het volkskerk-zijn ver uit het zicht verdwenen. In dat opzicht vormen volkskerk en Afscheiding een spannende verhouding.”
Ds. L. Kievit
Ds. K. M. Teeuw, predikant van de hervormde gemeente in Voorthuizen, zoomde in op de prediking van ds. L. Kievit. Tijdens het lezen van zijn preken en meditaties werd hij geraakt door diens frisse en diepe omgang met Gods Woord. Voor ds. Kievit is de Schrift allerminst een boek waarop je rationeel grip moet krijgen, zei ds. Teeuw. „De Schrift is een dynamisch gebeuren en maakt deel uit van Gods omgang met de mens. Er gaat communicatie gebeuren tussen God en mens. Niet wij interpreteren de Schrift, maar God komt tot ons in Zijn Woord.”
Opvallend is wel dat ds. Kievit terughoudend is om de in zijn tijd actuele vragen rond schepping (evolutie), Jodendom en atheïsme, waarvan hij theologisch toch diepgaand op de hoogte was, in de prediking aan de orde te stellen, aldus ds. Teeuw. „De les voor mij als jonge dominee vandaag is wellicht dat je op zondag niet op een hijgerige manier de trends en ontwikkelingen in de maatschappij hoeft te benoemen. Aan de andere kant: moeten we vandaag deze complexe thema’s niet juist ook in de preek ontvouwen? We mogen toch preken in het vertrouwen dat God de vragen van onze tijd aankan, hoe complex ze ook zijn?”
Dr. W. Dekker belichtte ds. G. Boer en de Godsvraag in deze tijd, vooral naar aanleiding van de discussie met prof. Henk Berkhof. „Zonder overdrijving kan gesteld worden, dat we in deze briefwisseling te maken hebben met zo’n hoogstaand en diepgaand voorbeeld van een echt kerkelijk gesprek, dat het voor zover ik kan zien later nergens zo nog geëvenaard is. Inhoudelijk gaat het over de diepste dingen van het geloof, die nog steeds actueel zijn.” Voor de moderne mens is het niet zozeer of er een genadige God is, maar óf er wel een God is.
Na 65 jaar hebben Berkhof en Boer hebben beiden een tegoed voor de kerk van nu, zei dr. Dekker. „Het tegoed van Berkhof is: Het moet over God blijven gaan. Anders zijn wij als mensen verloren. Wij kunnen niet zonder God. Het tegoed van Boer is: Het moet over die God blijven gaan Die ons niet over de bol aait, maar Die ons rechtvaardig oordeelt en vrijspreekt. Want buiten die radicale genade om is er voor ons geen hoop. Het is in de huidige kerk echter de dood in de pot, in deze postmoderne tijd waarin ieder zijn waarheid heeft.”
Prof. dr. W. van Vlastuin, hoogleraar namens de Hersteld Hervormde Kerk, belichtte de precaire verhouding tussen volkskerk en confessie. Wegens het belijdend karakter van de kerk kan niet ieders beroep op de Bijbel gelijk gezag hebben, zei hij. In de belijdenis ligt ook de eenheid van de kerk. „De kerk is geen organisatie waarin ruimte is voor de waarheid, maar een lichaam dat wordt gekarakteriseerd door deze waarheid. Daarom is er meer nodig dan de vrijheid om plaatselijk het Woord te verkondigen. De Christus van onze belijdenis heeft recht op elke kansel in de kerk. Als waarheid en leugen in het geheel van de kerk gelijke rechten krijgen, verwordt de waarheid tot een mening.”
De volkskerk kan niet anders zijn dan een belijdende volkskerk, betoogde prof. Van Vlastuin. Zo heeft hij de oude Nederlandse Hervormde Kerk lief gekregen en zo heeft hij haar nog steeds lief. „Als we de twee bijvoeglijke naamwoorden bij kerk nader overwegen, licht de betekenis daarvan op. Het was de Nederlandse kerk. De uitgangs-e was principieel. Het was geen denominatie in Nederland zoals de Protestantse Kerk in Nederland, maar dit was de kerk van Nederland. Zo was het ook de kerk voor Nederland.”
Dit maakte haar volkskerkelijke karakter uit. „Ik geloof niet dat je het volkskerkelijke als eerste zo moet invullen dat de kerk werkelijk in elke buurt en elk gehucht door een gebouw aanwezig is. Maar het volkskerkelijke wordt wel bepaald door het katholieke besef dat de kerk er is voor alle rangen en standen. Deze spits geeft een evangelisatorisch elan aan prediking en gemeente-zijn.”
Medicijn
Ook ds. G. Boer heeft de secularisatie in eigen kring niet kunnen voorkomen, stelde forumleider prof. dr. Gerrit Immink. Is de bevindelijke toegang tot God het medicijn tegen de secularisatie? Dr. Dekker: „Ik geloof niet in een medicijn tegen de secularisatie, wel in woorden die in een context zijn gesproken en waar God op nieuwe wijze tot je kan spreken.”
De hervormde emeritus predikant dr. C. A. van der Sluijs vroeg aan dr. Van Vlastuin: „Waarom komt u niet naar ons –de PKN– toe, dan kunt u ons helpen. De kerk bestaat niet bij de gratie van de belijdenis, maar waar het Woord is, daar is de kerk.”
Prof. Immink zei blij te zijn dat hij als kind hervormd is geweest, in een plaats „waar in de synodale gereformeerde kerk iedereen kind van God en in een gereformeerde gemeente in Nederland niemand kind van God was. Beide zaken kloppen niet. Diversiteit in de kerk is soms lastig, maar ook een zegen en ruimte. Als je het over de volkskerk hebt, horen die dingen er bij. Verbondstrouw is de gouden draad in de volkskerk. We kunnen ons niet doof houden voor de huidige Bijbelwetenschap, die een andere is dan in de tijd van de Reformatie. Die vragen kun je niet buiten de deur houden door te zeggen dat je Bijbelgetrouw bent. De Hervormde Kerk in 1834 was veel vrijzinniger dan de PKN nu, al is de secularisatie nu allesdoordringend in de kerk.”