Zorgen om libertijnse tendensen Canada
Vergeleken met veel andere landen is er in Canada niets aan de hand met de godsdienstvrijheid. „Maar onder de oppervlakte wordt er wel aan dit recht geknaagd”, zegt Ray Pennings van de Association for Reformed Political Action (ARPA).
Parlementslid Kelly Block diende in februari dit jaar een initiatiefwet in, bedoeld om het recht op gewetensvrijheid in Canada beter te beschermen. Daarbij had Block vooral werkers in de gezondheidszorg op het oog. „Artsen en verpleegkundigen worden steeds vaker onder druk gezet om patiënten met een stervenswens te geven wat ze vragen. De godsdienstige en morele overtuiging van de gezondheidswerker mag daarbij niet in de weg zitten, vindt een groeiende groep mensen”, schrijft Block in een toelichting op haar voorstel. Ze stelt vast dat in Canada iedereen weliswaar mag geloven wat hij of zij wil, maar dat moet geen consequenties hebben voor de vrijheid en rechten van anderen.
De druk op artsen en verpleegkundigen is volgens Block onaanvaardbaar hoog en dat komt het welzijn van veel werkers in de medische sector niet ten goede. Vandaar dat ze dit wetsvoorstel heeft gemaakt. Dat bepaalt dat het strafbaar is om een arts of verpleegkundige te ontslaan die omwille van zijn of haar geweten geen stervenshulp wil verlenen. Ook het intimideren van deze gewetensbezwaarden wil Block strafbaar stellen.
Iedereen die de christelijke levensovertuiging is toegedaan en het prolifestandpunt huldigt, zal blij zijn met het initiatief van het Canadese parlementslid. Daniël Zekveld van ARPA is dat echter niet. „Dat zo’n wetsvoorstel überhaupt nodig is, weerspiegelt dat er in Canada een zorgwekkende tendens is om de godsdienst- en gewetensvrijheid terzijde te schuiven” schrijft hij in een commentaar. „Gesprekken over gewetensvrijheid in de gezondheidszorg gaan vaak over de vraag wat prioriteit verdient: de rechten van artsen of de wensen van patiënten. En de laatste krijgen vaak voorrang. Deze vraag gaat echter uit van een vals dilemma. Gewetensvrijheid beschermt zowel artsen als patiënten. Dat is van cruciaal belang voor een goed gezondheidszorgsysteem.”
Onthutsend
Hoe groot de druk op artsen en verpleegkundigen is, bleek uit het getuigenis van een dokter tegenover een overheidscommissie in de provincie Ontario. Ze vertelde dat haar van hogerhand werd opgedragen een verwijzing af te geven voor hulp bij zelfdoding. „Ik negeerde mijn geweten en koos ervoor om het beleid van de universiteit te volgen. Ik maakte mezelf wijs dat ik geen keuze had. Dit was zeer schadelijk voor mezelf. Ik voelde me schuldig. Maanden later doe ik dat nog steeds. Ik kwam destijds heel dicht bij het besluit om het werken in de palliatieve zorg op te geven. En nog elke dag blijf ik twijfelen of ik op dit terrein werkzaam moet blijven.”
Pennings van ARPA weet nog een ander zorgwekkend voorbeeld: het recente rapport van het National Defence Advisory Panel on Systemic Racism and Discrimination, een adviesgroep van het ministerie van Defensie. Hoewel het rapport grotendeels gaat over racisme, discriminatie en seksueel wangedrag, wordt ook in een paragraaf geadviseerd om bij de krijgsmacht geen geestelijk verzorgers te laten werken die behoren tot de abrahamitische religies. Reden? Deze godsdiensten huldigen standpunten over de positie van de vrouw en over homoseksuele relaties die niet passen bij het inclusieve beleid van de overheid. Heel expliciet wordt daarbij ook genoemd het standpunt dat vrouwen geen kerkelijk ambt mogen bekleden.
Anders dan verschillende media, waaronder het Reformatorisch Dagblad, recent schreven, is het rapport nog niet omgezet in staand overheidsbeleid. Maar voor Pennings is de inhoud wel „onthutsend en veelzeggend. Hier wordt voorgesorteerd op een identiteitsbeleid dat haaks staat op wat de Bijbel leert.” Daarbij wijst Pennings erop dat de opstellers van het rapport gerenommeerde mensen zijn die een gewaardeerde plaats in het overheidsapparaat innemen. „Het is een indicatie hoe er binnen de overheid wordt gedacht.”
Zorgwekkend vinden Pennings en Zekveld ook dat een groot deel van de Canadezen zich nauwelijks druk maakt over bovengenoemde gevallen. Uit een onderzoek van het Angus Reid Institute (ARI) blijkt dat 59 procent van de Canadezen denkt dat godsdienstvrijheid een positieve bijdrage levert aan de samenleving. „Voor zo’n fundamenteel grondrecht is dat echt laag”, vindt Zekveld. Schokkender is volgens hem nog dat 14 procent van de Canadezen van mening is dat de godsdienstvrijheid iets is dat de maatschappij negatief beïnvloedt.
Noodsituatie
Pennings stelt wel dat de situatie per provincie kan verschillen. Zo nam Quebec enkele jaren geleden de zogenoemde B21-wet aan. Die verbiedt mensen in overheidsdienst om religieuze symbolen en kleding te dragen. Niet alleen sluiers of tulbanden, maar ook kettinkjes met een kruisje, een Davidster of een halve maan zijn voor ambtenaren in functie taboe. Op die manier wil de overheid van de provincie Quebec de neutraliteit van de staat waarborgen. In andere provincies is een dergelijke regel voor overheidsdienaren helemaal geen thema. Uit een onderzoek van het ARI in 2020 bleek dat een kleine meerderheid van de bevolking van andere provincies ook geen enkele behoefte heeft aan een wet zoals Quebec die kent.
De verschillen tussen provincies werden ook duidelijk tijdens de pandemie. „De ene provincie voerde een strikter en strenger beleid voor kerkdiensten dan de andere”, zegt dr. Robert Joustra, als docent politieke wetenschappen verbonden aan Redeemer University in Hamilton. „Er zijn enkele gevallen geweest waarbij kerken of predikanten zijn beboet omdat ze tijdens de kerkdiensten meer mensen toelieten dan was toegestaan. Maar we moeten wel bedenken dat het hierbij ging om een noodsituatie met bijzondere maatregelen. De overheid trad niet op omdat de inhoud van de prediking haar niet aanstond. Het ging erom dat kerkelijke gemeenten de coronarestricties negeerden. Dat is wel een onderscheid.”
Joustra is ervan overtuigd dat de meeste provinciale overheden geprobeerd hebben „een beheerst en rechtvaardig beleid jegens kerken te voeren, al zijn er uitwassen geweest.” In een aantal gevallen hebben de inspanningen van de organisatie Cardus, een ngo die de godsdienstvrijheid wil bewaken, ertoe bijgedragen dat overheden hun optreden matigden.
Joustra, die zelf lid is van het bestuur van Cardus, wil overigens niet ontkennen dat er zowel op het niveau van de provinciale als dat van de landelijke overheid zorgpunten zijn. „Zeker als het gaat om het lhbti-beleid volgt de overheid scherp wat er bij kerken en christelijke organisaties gebeurt. Dat zal gaan knellen.”
Veelzeggend
Waar dit toe kan leiden, weet inmiddels de Trinity Western University, een christelijke universiteit met drie vestigingen in Canada. Vanwege de universiteitsregel dat alleen gehuwde studenten seksuele omgang met elkaar mogen hebben, verloor deze instelling in 2018 de accreditatie voor de juridische faculteut. Pennings: „Hier zie je de moderne opvattingen over huwelijk en seksualiteit botsen met de Bijbelse visie. Vooralsnog mogen kerken die nog wel uitdragen, maar in de dagelijkse praktijk is er geen plaats meer voor. Dat is een veelzeggend voorteken.”
Pennings zegt net als Joustra dat de lhbti-thematiek steeds meer de vrijheid van godsdienst en van geweten zal gaan aantasten. „In verschillende staten zijn er bijvoorbeeld inmiddels wetten die van adoptieouders eisen dat ze hun adoptiekind zullen opvoeden volgens de regels van het inclusiviteitsbeleid van de overheid. Dat betekent: ruim baan voor moderne, libertijnse opvattingen omtrent homoseksuele relaties of genderidentiteit.”
Inmiddels zijn er ook voorbeelden bekend dat kinderen die al lange tijd bij orthodox-christelijke ouders woonden, daar plotseling werden weggehaald omdat de ouders de Bijbelse opvattingen huldigen.
Joustra ziet echter ook lichtpuntjes als het gaat om de vrijheid van godsdienst. „In het verleden negeerden overheden vragen van kerken of andere religies. Godsdienst was volgens hen een verdwijnend fenomeen. De vragen zouden dus vanzelf oplossen. Inmiddels is men erachter dat kerk en godsdienst terdege een plaats hebben in de maatschappij. Daar moet de overheid dus iets mee. Dat kan bedreigend zijn, maar het kan ook kansen bieden.”