Kerk & religie

„Ook PKN zou schuld moeten belijden over scheuring ’44”

Schuld belijden, zoals de generale synode van Almere van de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) dat in 1988 heeft gedaan over haar aandeel in de kerkscheuring (Vrijmaking) van 1944, heeft wel degelijk waarde. Dat betoogde prof. dr. L. J. Koffeman vrijdag in Kampen nadat hij de doctorsbul had uitgereikt aan drs. Th. J. S. van Staalduine.

Kerkredactie
17 December 2004 19:54Gewijzigd op 14 November 2020 02:01
<center> Drs. Th. J. S. van Staalduine </center>
<center> Drs. Th. J. S. van Staalduine </center>

„Ik zou hopen”, zei de hoogleraar kerkrecht aan de Theologische Universiteit Kampen (Oudestraat), „dat de PKN opnieuw de stap zal zetten om schuld te belijden voor wat er toen is gebeurd. En ik zou ook hopen dat de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt de stap zullen zetten om schuld te belijden voor hun aandeel in ’1967’ (de breuk waaruit de Nederlands Gereformeerde Kerken voortkwamen, red.). Daarmee wis je het verleden niet uit, maar daarmee open je wel de weg voor het oecumenisch beraad.”

In zijn proefschrift, met de titel ”Om de lijn der Afscheiding. Prof. dr. G. M. den Hartogh en de Vrijmaking van 1944”, noemt Van Staalduine, tot 1996 gereformeerd predikant in ’s Gravenmoer, het besluit van de generale synode van Almere „in ieder geval historisch onjuist.” De synode sprak in 1988 uit te „erkennen dat onze kerken in die tijd (de tijd voorafgaand aan de Vrijmaking, red.) in haar zorg voor de zuiverheid van de leer, te zeer een struikelblok hebben gelegd voor broeders en zusters.”

De GKN, aldus de synode, „kunnen zonder de leerbeslissingen over verbond en doop, zoals blijkt uit de terzijdestelling in 1959; en daarom hadden de leeruitspraken, toen bleek dat zij niet de gewenste rust brachten maar integendeel tegenspraak opriepen, niet als bindend moeten worden gehandhaafd.” De synode stelde verder dat de GKN te weinig oog hebben gehad voor „de gewetensnood van broeders en zusters, en zo zelf mee aanleiding zijn geworden voor de door haar gewraakte scheurmaking. Daarom hadden onze kerken van tuchtoefening moeten afzien.”

Volgens dr. Van Staalduine gaat dit synodebesluit uit van „een statisch geschiedenisbeeld waarin de kerken van 1959 onveranderd waren ten opzichte van 1942/1944.” Hij verwijt de synode van Almere een gebrek aan inzicht in de situatie waarin de synode van Utrecht haar gewraakte maatregelen nam. „Ik vind het echt fout om schuld te belijden zonder goed te begrijpen waar het in die jaren over ging. Schuld belijden moet altijd pijn doen.” In zijn dissertatie schrijft hij: „In de veel pluriformer geworden synodale gereformeerde kerken van 1988 paste de stelling dat de „zorg voor de zuiverheid van de leer” te ver was gegaan. Maar die gedachte was een anachronisme ten opzichte van de dagen van Schilder en Den Hartogh.” En een van de stellingen bij het proefschrift luidt: „Hoe minder men zich zelf identificeert met het verleden, hoe gemakkelijker het is er schuld voor te belijden, en hoeveel te meer daarvoor het recht ontbreekt.”

Zijn promotor, prof. Koffeman, merkte op hierover met hem van mening te verschillen. Schuld belijden heeft in de ogen van de hoogleraar kerkrecht wel degelijk waarde. Prof. Koffeman zei ook blij te zijn dat prof. dr. M. te Velde, hoogleraar aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, bij de promotie aanwezig was. Te Velde trad op als referent.

De rector van de universiteit, prof. dr. F. de Lange, sloot zich bij prof. Koffeman aan. „Ik hoop dat uw proefschrift ook kerkelijk toeleidt naar de weg die collega Koffeman schetst”, zei hij tegen dr. Van Staalduine.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer