Heiligverklaring Titus Brandsma botst met Schrift
Op de heiligenkalender van de Rooms-Katholieke Kerk prijkt vanaf zondag een nieuwe naam: die van Titus Brandsma. Met een heiligverklaring onderstreept de kerk het belang van deze Nederlandse priester en verzetsheld, die in 1942 omkwam in concentratiekamp Dachau.
Het is goed om aandacht te vragen voor de bijzondere betekenis van christenen in kerk en wereld. Zo herdenken protestanten op 31 oktober het optreden van de Duitse kerkhervormer Maarten Luther, die het Woord opnieuw centraal stelde: een mens wordt alleen rechtvaardig door het geloof in de gekruisigde Christus. Tijdschriften en websites belichten voorgangers en vromen uit de ‘kleine’ kerkgeschiedenis – opdat wij niet vergeten.
Wat dat betreft, is aandacht voor Titus Brandsma niet verkeerd. Als hoogleraar en rector van de Katholieke Universiteit Nijmegen stimuleerde hij het onderwijs in Nederland en verzette hij zich –net als de lutherse theoloog Dietrich Bonhoeffer– tegen het nazisme. Hij was daarin een voorbeeld voor anderen.
Kwalijk is wel dat de kerk van Rome daar een heiligverklaring voor gebruikt en het licht op groen zet voor een wereldwijde verering van de Friese priester. Rooms-katholieken zullen Titus Brandsma als heilige in de hemel aanroepen en vragen om zijn voorspraak. Brandsma –en tienduizenden andere heilig verklaarden– houden volgens de Catechismus van de Katholieke Kerk „niet op voor ons bij de Vader ten beste te spreken door hem de verdiensten aan te bieden die zij hier op aarde verworven hebben door de ene Middelaar tussen God en de mensen, Jezus Christus.”
De gereformeerde traditie wijst het vereren en aanroepen van heiligen, dat vaak nog veel verdergaat dan de regels die de Rooms-Katholieke Kerk op papier heeft gezet, terecht af. De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt wat dat betreft duidelijke taal: zondaars hebben geen toegang tot God, dan alleen door de enige Middelaar en Voorspraak, Jezus Christus, de Rechtvaardige.
Heiligen bestaan, maar niet door een pauselijke verklaring. In de Bijbel wordt Israël een heilig volk genoemd. In de nieuwtestamentische gemeente heten de gelovigen „heiligen”, omdat ze apart zijn gezet en in Christus bij God horen. In zijn brieven groet de apostel Paulus „de heiligen” in een bepaalde stad of landstreek, zowel mannen als vrouwen. De Heilige Geest pleit, naar de wil van God, voor de heiligen.
Een heiligverklaring botst dan ook met de Schrift. Er bestaat geen onderscheid tussen de ene gelovige en de andere, laat staan dat er iemand geschikt zou zijn om voorbede in de hemel te doen. De Bijbel spreekt daarom ook maar van één voorbidder: Jezus Christus. En van de Heilige Geest, Die voor Gods kinderen pleit. Daar is geen heiligverklaring voor nodig.