Opinie

Hoe handelen wij als er sprake is van groot onrecht?

Tijdens de op 4 mei gehouden Nationale Militaire Dodenherdenking Grebbeberg op het Militair Ereveld Grebbeberg hield krijgsmachtpredikant ds. P. van Duijvenboden een toespraak. Hier volgt de integrale tekst.

Ds. P. van Duijvenboden
5 May 2022 16:21
Publiek tijdens de Nationale Militaire Dodenherdenking op het Militair Ereveld Grebbeberg. beeld ANP, Sem van der Wal
Publiek tijdens de Nationale Militaire Dodenherdenking op het Militair Ereveld Grebbeberg. beeld ANP, Sem van der Wal

Hier in de gedachteniskerk in Rhenen hangt, links naast het altaar, aan de muur een afbeelding. Op de afbeelding staan Jezus en Pilatus. De afbeelding verwijst naar een Bijbelse geschiedenis, die je vindt in het Evangelie naar Mattheüs. Hier kun je lezen dat Pilatus, de Romeinse stadhouder, is gevraagd om Jezus te berechten, te veroordelen. Na onderzoek vindt hij zelf dat Jezus onschuldig is. Maar de druk van de aanklagers en het volk is immens. Pilatus voelt dat, als hij Jezus onschuldig verklaart, zijn eigen positie gevaar begint te lopen.

Letterlijk zeggen ze tegen hem: Als u deze opstandeling vrijlaat, bent u geen vriend van de keizer. Hij schrikt daar enorm van. Het brengt hem tot een bijzondere reactie. Voor de ogen van de mensen vraagt hij om een wasvat, en begint zijn handen te wassen. Dat is wat je ziet op die afbeelding. Hij zegt letterlijk: Ik was mijn handen in onschuld. Ik ben onschuldig aan het sterven van deze Man.

We hebben er in onze taal een spreekwoord aan overgehouden. Je handen in onschuld wassen. Dat staat voor ”afstand van iets of iemand nemen, geen enkele verantwoordelijkheid willen nemen voor wat er gebeurd is of staat te gebeuren.”

Pilatus redt uiteindelijk, na enig verzet, het eigen vege lijf. Hij geeft Jezus, ondanks Zijn onschuld, over om te worden gekruisigd. Je proeft, het moet voor Pilatus niet te dichtbij komen. Het moet niet hem zelf raken, pijn gaan doen. Voor hem geldt: Ik ga ver, ik vecht een poosje, maar er zit een eind aan het offer dat ik wil brengen.

Harde werkelijkheid

Ik verhoud me met Pilatus. Ik begrijp het wel. Die spannende vraag die opkomt als je zelf risico begint te lopen. Het maakt een situatie voor jezelf opeens heel anders. Hoever ga je eigenlijk in je strijd? Ik laat die vraag maar eens tegen me aan schuren. Waar ligt mijn grens?

Ik stel die vraag ook weleens aan militairen. Tot hoever ga je voor je opdracht, je taak? Dat is voor hen geregeld geen theoretische vraag, maar harde werkelijkheid. Een vraag die door bijvoorbeeld een raketbeschieting, zoals ik vorig jaar op uitzending meemaakte, opeens heel reëel is. Waarvoor ben jij bereid je leven in de waagschaal te stellen?

Natuurlijk niet voor alles. Dat zou onzinnig zijn. Maar waarvoor wel? Wat mag het kosten? Wanneer grijp ik in? Maar ook: Wanneer laat ik het maar gebeuren? Zoals Pilatus deed. Zeg ook ik: „Ik was mijn handen in onschuld. Ik neem geen verantwoordelijkheid voor wat er gebeurt en ik grijp niet in.”

Begrijpt u mij goed, er is natuurlijk meer dan kiezen tussen zwart of wit. Tussen voluit ingrijpen en helemaal niets doen zitten allerlei andere mogelijkheden. Maar de vraag hardop stellen is spannend, misschien zelfs vervelend, maar mijns inziens ook goed!

Het doet mij in ieder geval nadenken over mijn eigen handelen. Wat doe ik? Wat niet? En wat zijn dan mijn redenen om wel of niet iets te doen?

Wühlarbeit

Er zijn ondertussen genoeg voorbeelden van mensen die niet hun handen in onschuld wasten. Dezelfde gedachteniskerk hier in Rhenen is onderdeel van de Titus Brandsma Parochie. Titus Brandsma was priester en hoogleraar in Nijmegen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Daarnaast was hij sterk betrokken bij journalistiek in het algemeen en bij rooms-katholieke bladen in het bijzonder. In 1941 verzette hij zich tegen het verwijderen van Joodse leerlingen van rooms-katholieke middelbare scholen. Hij kreeg het voor elkaar dat de Utrechtse aartsbisschop De Jong een verbod uitvaardigde tegen het opnemen van NSB-advertenties in de RK-dagbladen.

Op 30 december 1941 maakte hij met de aartsbisschop een rondgang langs de rooms-katholieke dagbladdirecteuren om het verbod toe te lichten. Deze gesprekken werden in een rapport van de Duitse Sicherheitsdienst betiteld als ”Wühlarbeit”: ondergravende (ondermijnende) activiteit. Titus Brandsma werd nu gezien als zeer gevaarlijk, een tegenstander van het nationaal socialisme.

Hoogste offer

Het betekende zijn arrestatie begin 1942. Na plaatsingen in onder andere Amersfoort en Scheveningen kwam hij terecht in het concentratiekamp Dachau. Na meerdere mishandelingen, bijkomende ziekten en verzwakking raakte hij uiteindelijk in coma. De arts van het kamp Dachau gaf hem letterlijk een spuitje, wat leidde tot zijn dood in juli 1942. Zes maanden na zijn arrestatie.

Het kostte hem uiteindelijk alles! Daarvoor staan we hier vanavond. Om hen te gedenken die het alles heeft gekost. Die, toen het erop aankwam, bereid waren om de strijd aan te gaan. Die uiteindelijk bereid waren tot het hoogste offer dat een mens brengen kan, zijn of haar leven.

Groot risico

Hen gedenken blijft uiterst actueel. Want dit gedenken brengt ons (u, jou en mij) voor de vraag hoe wij zullen handelen als er sprake is van groot onrecht. Laten we eerlijk zijn. Soms herkennen we Pilatus, die op een moment afhaakt, zijn handen wast, en het laat gebeuren. Maar herkennen we ook Titus Brandsma? Die het niet liet gebeuren. Hij wist dat hij een groot risico nam, maar hij deed het toch.

Herkennen we ons in hen die we vanavond gedenken? Die toen het er echt op aankwam niet afhaakten. Die streden voor hun medemens. Streden voor wat ze geloofden dat recht was.

We worden vanavond herinnerd aan hun waarden. Aan de waarde van betrokken medemenselijkheid. Aan de waarde van persoonlijke inzet voor de ander. Aan de waarde van het brengen van een offer voor de ander. Dat wat de Bijbel naastenliefde noemt.

Voorbeeld

We stellen deze vraag naar herkenning in een tijd waarin een oorlog gaande is in Oekraïne, met alle gevolgen die dat heeft voor de inwoners daar. Die het ook heeft, afgeleid, voor ons. Het is een heel actuele vraag.

Laat dit gedenken van vanavond ons handelen richting geven. Laat het voorbeeld van velen die hier liggen ons richting geven. Zij wasten niet hun handen in onschuld. Ze staken de handen uit de mouwen, en vochten voor wat ze waard waren.

We gedenken hen vanavond. We eren hen vanavond. En, wat mij betreft, we houden hen en hoe ze handelden als voorbeeld, na vanavond!

Ik heb gezegd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer