„En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea, naar de berg, waar Jezus hen bescheiden had.”

De verzekering is veel sterker geweest, toen zij onze Heere Jezus gezien hebben; Hem Die zij tevoren voor de Zoon van God beleden hadden en Zijn waarheid voor onveranderlijk. Zo wordt volkomen bevestigd, dat wat zij tevoren uit de mond van de engel gehoord hadden.

Let er op hoe wij in het geloof kunnen toenemen. Wij kennen de kracht en vrucht van Gods Woord niet dadelijk. Maar indien men ons onderwijst, dan beginnen wij daar iets van te verstaan, en ofschoon dit nog heel weinig is, beweegt ons de Heere allengskens met Zijn Heilige Geest, en uiteindelijk toont Hij ons dat Hij het Zelf is Die spreekt. We worden dan zo verzekerd, dat wij niet alleen enige kennis verkrijgen, maar ook dat wij in zulke mate overtuigd worden (van de waarheid), dat Hij de Zoon van God onze Leraar is, op Wie wij steunen. Ook al brengt de duivel alles teweeg wat hem mogelijk is. Maar hij zal ons geloof niet aan het wankelen kunnen brengen, omdat wij dit hoofdartikel (van het geloof) onthouden.

We weten dat Hij alle heerschappij over ons heeft en Hem alleen die heerschappij toekomt. Weliswaar houdt God niet altijd dezelfde regel. Enigen zullen aanstonds bewogen worden, dat men dadelijk gewaar wordt, dat God een ongewone kracht in hen heeft uitgestort. Wij moeten echter steeds opgewekt worden, om onze God te loven en te bekennen, dat het alles van Hem komt.

Johannes Calvijn,
predikant te Genève

(”Het gepredikte Woord”, 1965)