Zij kregen de zogeheten Presidential Medal of Freedom, de hoogste onderscheiding die Amerika kent voor burgers. De ontvangers waren gepensioneerd generaal Franks, die de invasie van Irak leidde, Amerika’s stafhouder in Irak Bremer en oud-CIA-chef Tenet. Alle drie hebben de nodige kritiek gekregen in verband met het Irak-beleid.

Tenet omdat hij ervan „overtuigd” was dat Bagdad over massavernietigingswapens beschikte. Dat vormde het belangrijkste argument voor Washington om de invasie te rechtvaardigen. De wapens werden echter nooit gevonden. Generaal Franks overwon in korte tijd Iraks militaire weerstand, maar faalde daarna in zijn taak om orde en gezag in het land te handhaven.

Bremer besloot om het Iraakse leger op te heffen. Een omstreden besluit omdat het nieuwe Irak leger én politie nu helemaal opnieuw moet opbouwen. Volgens president Bush symboliseert het drietal echter „de goede invloed van Amerika op de wereld.”