Column: Eenheid, vrijheid en liefde
Herman Witsius was een verbinder én een pleitbezorger van een nadere reformatie.
”In necessariis unitas, in non necessariis libertas, in omnibus prudentia et caritas.” De tijd dat de kerkelijke vergaderingen hun beraadslagingen in het Latijn voerden, ligt ver achter ons. In de week na Pasen vergaderde in Nunspeet de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Wie meeluisterde constateerde: in toegankelijk Nederlands. Maar het ging wel over belangrijke thema’s. Tijdens de besprekingen werd verwezen naar deze drievoudige stelling. Ze is van de hooggeleerde en godvruchtige Herman Witsius († 1708), in leven hoogleraar in Franeker, Utrecht en Leiden. Hier komt de vertaling: ”In het noodzakelijke eenheid, in het niet-noodzakelijke vrijheid, in alles voorzichtigheid en liefde.” Een variant op deze uitspraak vervolgt nog met: ”In alles een onergerlijk geweten tot de dag des Heeren, die genaakt.”
Witsius leefde en werkte in een kerk waarin zich een toenemende verscheidenheid ontwikkelde, bijvoorbeeld in de visie op Gods verbond. Te noemen zijn de voetianen en coccejanen. In die spanningen bleek Witsius een theoloog van de synthese te zijn. Hij trachtte te verbinden en te verzoenen. Dat betekent niet dat hij de hand lichtte met essentiële zaken. Wél dat hij meer op zoek was naar wat verbond dan naar wat scheidde. Zolang dat kon binnen de grenzen van de Schrift en de gereformeerde belijdenis. Witsius was bescheiden en vredelievend en liet zich zo nodig corrigeren. In het niet-noodzakelijke vrijheid. De vijanden van de kerk, constateerde hij, verblijden zich erover dat er zoveel onenigheid is. Hoeveel beter en vromer zou het zijn om moeite en zorg te besteden aan het verminderen en zo mogelijk wegenemen van de geschillen.
Maar daarmee is niet de hele Witsius getekend. Niet voor niets wordt hij erkend als een pleitbezorger van een nadere reformatie. Zijn geschrift ”Twist des Heeren met Zijn wijngaard” uit 1669 behelsde niets minder dan een program tot zulk een tweede hervorming. Vol hartstocht bepleitte hij een waarachtige bekering in leer en leven. „Een heilige reformatie is ons van noden!” „Een heilige reformatie is ons van noden!” In kerk en samenleving signaleerde hij ernstige afwijkingen van de ware dienst des Heeren. In plaats van goede vruchten zag hij „allerlei nieuwigheden van gevaarlijke en schadelijke opinies aan onze wijnstok groeien.” Hij wilde onderzoeken of ze overeenkwamen met de eenvoudigheid van het eerste christendom, met de preciesheid van onze oude reformatoren en met de zuiverheid van de kruistheologie van onze zalige voorvaderen (J. van Genderen). Veelal kwamen ze daarmee niet overeen.
Leerzaam is de analyse die Witsius maakt van de oorzaken van het gesignaleerde verval. Hij constateerde wereldsgezindheid en zorgeloosheid onder het (kerk)volk. Nog ernstiger achtte hij de ontrouw van de dienaren van het Woord in de prediking. De betoning van Geest en kracht ontbrak er nogal in. Nog een oorzaak: het verslappen en zelfs ontbreken van de kerkelijke tucht in de gemeente. „De discipline van de kerk is de troon van Christus, die in Zijn kerk heerst.” Vandaar zijn pleidooi: in het noodzakelijke eenheid! Afwijking worde niet getolereerd in de kerk van Christus.
In alles de liefde… De liefde tot de Heere en Zijn dienst. En tot het heil van de naaste en de stichting der gemeente. Toen en thans!
De auteur is christelijk gereformeerd emeritus predikant.