Voorbeeld
Mattheüs 28:5
„Maar de engel, antwoordende, zei tot de vrouwen: Vreest gij niet, want ik weet dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd, was.”
De discipelen zijn in der waarheid de eerste leraars der gemeente geweest. Maar omdat zij zo zwak geweest zijn, en omdat zij zó vervallen zijn dat hun geloof dood scheen te zijn, zo is dit de oorzaak, dat zij weten niet waardig te zijn enige lering uit de mond van onze Heere Jezus Christus te horen. Ziedaar dan, waarom aan hen vrouwen ten voorbeeld gesteld zijn totdat zij hun gebreken bekennen, en Jezus Christus hen weer in hun staat en hun waardigheid gesteld heeft en dat uit genade.
Verder worden wij allen, in het algemeen vermaand, dat wij het getuigenis, dat door God aan ons gezonden is, ontvangen zullen, ofschoon diegenen, die het verkondigen, van gering aanzien zijn, en zij, naar de wereld, van weinig betekenis geacht worden en weinig geloof bezitten. Wanneer een man verkozen en gesteld is geworden om het notarisschap of een openbaar ambt te bedienen, zal dan niet, wat hij doet voor geloofwaardig worden aangenomen? Immers zal men hem in niets weerspreken, want het ambt geeft hem achting onder het volk. Zal God dan minder voordeel hebben dan de aardse vorsten en groten dezer wereld? Zou Hij niet mogen aanstellen wie hem behaagt om Zijn getuige te zijn, van wie men alles ontvangen en aannemen zal wat Hij zegt zonder tegenspraak of twist te zoeken? Voorwaar, dit past wel, tenzij wij God Zelf willen weerstaan.
Johannes Calvijn, predikant te Genève
(”Het gepredikte Woord”, 1965)