Bijbel werpt leerling niet terug op eigen zelfvertrouwen
Het is geen wonder dat leerkrachten worstelen met de Bijbelse benadering van hun leerlingen. De hedendaagse psychologie lijkt namelijk weinig mee te geven van de Bijbelse grondslag ”doch gij geheel anders”.
Op de Driestar had ik het genoegen onderwijs in pedagogiek en psychologie te krijgen van mensen als H. Florijn. Hij greep vaak terug op de Bijbel. Ik herinner me deze uitspraak: „God liefhebben boven alles betekent ook jezelf liefhebben.” Of hij stelde een Bijbelse figuur als Simson centraal: eerst zelfverzekerd en overmoedig („met één ezelskinnebak heb ik duizend man…”) maar even later in doodsnood („als hem nu zeer dorstte, riep hij tot de Heere…”; Richteren 15). De Bijbel is van wezenlijk belang voor onze visie op de mens, op onze leerlingen en op het onderwijs dat ze ontvangen.
Beloften en kracht
Het leren kennen van God is een van de vier idealen van leerkrachten binnen het christelijk en reformatorisch onderwijs, stelt Petronelle Baarda (RD 11-4). Met de uitspraak van Florijn krijgt dat handen en voeten. God liefhebben boven alles betekent dat Hij het voor het zeggen heeft in je leven. Dan wil je Zijn Wil doen en tot eer van Hem leven. Vanuit die liefde tot Hem, die gestalte kreeg in de Heere Jezus („niemand heeft meer lief dan die zijn leven stelt voor zijn naaste”), krijgen wij levenslessen.
Wij moeten dus weten wat Jezus leerde. Dat halen we niet uit de hedendaagse ‘neutrale’ en humanistische psychologie, die vanuit de mens redeneert. De Heere Jezus zegt daartegenover: „Daar is niemand die goed doet, ook niet tot één toe.”
Dit betekent niet dat we dan maar niets moeten doen. Als de Heere ons ergens toe roept, geeft Hij tegelijk Zijn beloften en de kracht daarvoor: „Gij zijt geschapen in Christus Jezus tot goede werken!” Baarda citeert terecht: „Weest in geen ding bezorgd” (Filippenzen 4:6). Dat is een troost bij het werk dat gedaan moet worden.
Complimentjes
Geven wij die boodschap door aan de leerlingen als het erom gaat dat ze floreren (zelfontplooiing)? Wijzen we op de talenten die de Heere ons gegeven heeft? Dan zullen we niet gespannen werken en eruit halen wat in ons zit (”maximale ontplooiing”) en daarin onze zekerheid zoeken. Dan gaan we niet allereerst faalangsttrainingen geven. Dan beginnen we vanuit ons ”niets kunnen” en mogen we vertrouwen op Gods kracht en bijstand in ons werk, opdat het vrucht draagt: „Als ik zwak ben, dan ben ik machtig, door Christus, Die mij kracht geeft” (2 Korinthe 12:10; Filippenzen 4:13).
Een uitspraak van een theoloog bleef me altijd bij: „De Heere overvraagt nooit.” Leerkrachten kunnen leerlingen overvragen. Wij kunnen te veel van onszelf eisen. De Heere vraagt echter alleen waar Hij ons toe roept en Hij belooft ons daarbij bekwaam te maken. Je mag daarom ontspannen bezig zijn en rust nemen. „Rust een weinig” (Markus 6:31), zegt de Heere Jezus tegen Zijn discipelen en tegen ons. Dan pas is er sprake van echt ”geluk”, dat alle psychologische begrippen en aanduidingen ruimschoots te boven gaat. Je krijgt echt ”zelfvertrouwen” als je weet Wie je kracht geeft. Vanuit die wetenschap mogen we de leerlingen complimentjes geven en bemoedigen.
Begrip gevraagd
De psychologie zegt dat je dicht bij jezelf moet blijven. Natuurlijk moet je je gaven en talenten leren kennen en gebruiken. Maar een mens die alleen zichzelf heeft, is niet gelukkig. Dat is de leugen van de psychologie en de moderne mens zonder God. Ten diepste kan een mens alleen gelukkig zijn als hij de vrede met God kent en een liefdevolle relatie heeft met mensen om zich heen. Dat geldt ook voor kinderen. In de Bijbel staat namelijk dat God uit de mond van jonge kinderen en zuigelingen verheerlijkt wordt (Mattheüs 21:16). De Heere Jezus stelt kinderen ons tot voorbeeld.
We moeten meer naast de leerlingen gaan staan. Samen moeten we de Heere leren kennen en Hem dienen. Samen moeten we onze gaven en talenten besteden in Zijn dienst, tot eer van Hem. Het allerbelangrijkste is dat we het vleesgeworden Woord kennen en dat dit gestalte krijgt in ons doen en laten. Dan is heel ons leven een ”liefdevol omgaan met elkaar”.
Daar moet beslist meer studie naar gedaan worden en over geschreven worden. Want begrippen als zonde en vergeving komen nauwelijks aan de orde in de psychologie. Eerder wordt voor een verkeerde daad begrip gevraagd. En als er verzachtende omstandigheden zijn, wordt die zelfs goedgepraat, zelfs in de rechtspraak. Dat werkt ook in ons denken door. We psychologiseren gedrag eerder dan dat wij dit bekijken in theologisch en Bijbels perspectief. „Mijn volk is uitgeroeid omdat het geen kennis heeft” (Hosea 4:6). Geldt dat niet ook voor de huidige psychologie?
De auteur is docent, studeerde pedagogiek/psychologie en werkte mee aan een methode Nederlands voor het voortgezet onderwijs.