Column (Bart Jan Spruyt): In eerbiedige muziek is Gods genade aanwezig
Na twee stille seizoenen kunnen we ons weer laven aan de passies van Johann Sebastian Bach. Bach componeerde tot eer van God, en dat stelt hoge eisen aan de uitvoering van zijn werk en de sfeer eromheen.
„Sinds de kerk uit de maatschappij is verdwenen, hebben we meer dan ooit behoefte aan een zoektocht naar spirituele antwoorden. Als ik namens mijzelf mag spreken: ik geloof in God en Bachs muziek getuigt van Zijn bestaan.”
Deze uitspraak tekende de Volkskrant begin deze maand (1 april) op uit de mond van de Parijse dirigent Raphaël Pichon (37). Frankrijk kan, anders dan Nederland, amper op een Bachtraditie bogen, maar Pichon werd als jong koorknaapje al door de muziek van Bach geraakt en wil zijn muziek voor een jong en nieuw publiek „wakker kussen.”
Pichon doet dat als dirigent vanuit het besef dat de muziek van Bach zowel om toewijding als om terughoudendheid vraagt. Bachs muziek is veeleisend en vraagt om eindeloos veel repeteren. Maar zijn passies draaien vooral niet om ons, de musici of het publiek, maar om de religieuze boodschap.
„Geen calvinist zal mopperen over de grondtoon van de uitvoering: verwondering over het geloofsmysterie, de idee dat een religieuze waarheid het verstand te boven gaat”, luidde de conclusie in het interview met de Volkskrant.
Die grondtoon is dezer dagen hier en daar ook weer in Nederland te beluisteren. Twee jaar geleden moesten alle passies van Bach op het laatste moment worden afgezegd. En ook vorig jaar gooide de Covid-epidemie nog roet in het eten. Dit jaar was het spannend, maar de recente opschorting van alle maatregelen maakt het mogelijk de kerkdeuren weer te openen en met elkaar de boodschap van Bachs muziek te ondergaan. Als voorzitter van het Bachkoor Holland, met uitvoeringen in Leeuwarden, Lochem en de Nieuwe Kerk in Delft, hoor ik zorgelijke berichten over wiebelige stembanden als gevolg van omikron. Er zijn ook zorgen over toch tegenvallende kaartverkopen omdat mensen het nog niet durven, met zovelen in een kerk bij elkaar zitten. Maar het gaat door en dat is ieder jaar weer iets om naar uit te zien en diepe vreugde aan te beleven.
Kerkmuziek
Wat voor ons van het Bachkoor Holland essentieel is, is dat Bachs Matthäus Passion in zijn geest wordt opgevoerd. Wat die geest is, weten we onder andere uit korte notities die Bach in zijn exemplaar van de zogenoemde Calov-Bijbel maakte, een driedelige Bijbel met kanttekeningen van Abraham Calovius (1612-1686). Bij 1 Kronieken 25 schreef Bach eigenhandig: „Dit hoofdstuk is het ware fundament van alle God welgevallige kerkmuziek.” Bij 2 Kronieken 5:13: „Bij eerbiedige muziek is God altijd met Zijn genade aanwezig” (www.bachbijbel.nl). Bach vroeg dus naar de wil van God en componeerde SDG, Soli Deo Gloria, alleen tot eer van God. Dat stelt hoge eisen aan de uitvoering van de Matthäus Passion en aan de sfeer eromheen.
Daarnaast is van belang dat, zoals ook Pichon zegt, een groot publiek dat van klassieke muziek houdt maar niet meer in een kerk komt, misschien alleen nog via een uitvoering van een van Bachs passies met de boodschap van het lijdensevangelie in aanraking komt. Er zitten ongetwijfeld heel veel mensen in de kerk die bezet zijn met die „zoektocht naar spirituele antwoorden.” Bach wist in ieder geval dat bij „eerbiedige muziek God altijd met Zijn genade aanwezig is.”
Zoals bekend vertolkt Bach in dit grandioze oratorium het lijdensverhaal zoals we dat in het evangelie naar de beschrijving van Mattheüs vinden. De Bijbelteksten (in vijftien scènes) worden afgewisseld door koralen en zeventien vrij gedichte teksten in de vorm van aria’s en recitatieven, in dit geval vooral aangeleverd door een zekere Picander (pseudoniem voor Christian Friedrich Henrici). Alle gedichten reflecteren expliciet op de Bijbeltekst, en geven woorden aan de reactie die het verhaal in de kerkganger oproept.
Begrafenisstoet
De Passion opent in een klaaglijk ritme, alsof er een begrafenisstoet komt aangeschreden. Het koor roept de dochters van Sion op om mee te klagen en beantwoordt hun vragen. Wie hier lijdt, hoe Hij lijdt, en waar zij vooral op moeten zien: op onze schuld en alle zonden die Hij heeft gedragen. En ook het slot staat in het teken van de droefenis: de gelovigen zetten zich onder tranen neer bij het graf om daar de wacht te houden. Of mogen we in het slotakkoord in c-klein een signaal horen van de klanken van triomf die enkele dagen later de kerk zullen vullen als daar de opstanding van Christus wordt gevierd?
Deze wending wordt al hoorbaar wanneer Jezus, na een duisternis die drie uur heeft geduurd, uitroept: „Eli, Eli, lama sabachtani?” Het dieptepunt is daarmee bereikt. Jezus sterft, het voorhangsel in de tempel scheurt en doden staan op uit hun graven. Jozef van Arimathea komt om de begrafenis voor te bereiden. Het lijden is voorbij, zo wordt bijna opgelucht vastgesteld in het arioso. Daar wordt dit lijden ook nog eens in perspectief geplaatst. Het is inmiddels avond geworden, en het wordt koeler in de graftuin. Dat roept de herinnering op aan de gebeurtenis die het lijden en sterven van Christus noodzakelijk heeft gemaakt, in die andere tuin, de hof van Eden: daar hoorden Adam en Eva na hun val de stem van God „bij de wind in de namiddag.”
Deze val neemt Christus mee in het graf. Dan is er de vrede, omdat waarheid en genade met elkaar zijn verzoend. Het is alles volbracht. En daarop volgt de oproep aan de gelovige om zijn hart nu rein te maken en Jezus daarin te begraven.
Zo komen in dit arioso en deze aria geschiedenis en bevinding samen, en preluderen zij op de bevrijding die aanstaande is.
De auteur doceert cuma aan hogeschool de Driestar en kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarium.