Column (Christine Stam-van Gent): Geroepen
De roep van God is als de roep van de zee en de bergen, schrijft de Schotse baptistenevangelist Oswald Chambers. Niemand hoort die behalve de zee en de bergen zelf, want zij alleen zijn geschapen om die stem te verstaan. Zo gaat het ook met de roep van God. Alleen de mens voor wie hij bestemd is, hoort hem.
Honderd mensen kunnen luisteren naar dezelfde preek, 70 vergeten die meteen weer, 29 denken er misschien nog een tijdje over na, maar die ene mens zal nooit meer dezelfde zijn. Iets ontzaglijks heeft hem aangeraakt: de heerlijkheid van Gods Evangelie, de verlorenheid van ontelbare zielen. Het hoe, wanneer en waar is niet altijd duidelijk, maar hij weet: ik ben afgezonderd voor het Koninkrijk van God.
Gaat het hier om zeer speciale gelovigen, heiliger dan de rest? Sommige mensen denken dat. Maar licht schijnt het felst in de duisternis. Niet zelden is de roep van God juist dáárom zo onmiskenbaar omdat je die niet op je vroomste momenten hoorde, maar na een echtelijke ruzie op de zondagmorgen, na een biddeloze week, na een nacht vol smoezelige dromen.
En nog op duizend andere momenten heb je je afgevraagd waarom uitgerekend jij geroepen werd, of je er nog vanaf kunt. Een roeping volgen maakt niet gelukkig, „maar als de roep eenmaal vernomen is, is er geen geluk meer voor hen die niet volgen.” (C. S. Lewis)
Dus ga je op pad. Er zullen blokkades zijn onderweg, ontmoedigingen. Je zult je mond opendoen en vertellen welke wending je leven toen en daar nam, maar je zult ontdekken dat er geen taal is voor wat alleen jij gehoord hebt. Je zult stuntelen als je erover spreken moet, en waanzin en twijfel is al wat degenen die naar je luisteren horen. Op andere momenten zul je zoeken naar het vuur dat ooit in je brandde, maar het is gedoofd en je krijgt het zelf niet meer aangewakkerd. Misschien word je de toegang ontzegd tot de deur die je het liefst wilt binnengaan, waarvan je dacht dat God die aanwees. Het woord ”nee” valt en je voelt je ineens honderd jaar in plaats van dertig. Sap verandert in zomerdroogte. De roep zelf wordt een klein zwart zaadje dat neervalt op de gebarsten aarde van je hart. Je ploegt voort, soms jarenlang.
Maar elk voorjaar steekt met de krokussen ook die onbegrijpelijke roep zijn kleine gezichtje weer omhoog. De heilige kunst is om het dan niet te vertrappen – „Ik heb me vergist.” Laat het staan in de grond waarin het is gevallen. Vouw je handen eromheen. Voed het met oud vertrouwen. Luister naar de wind.
En richt je met alles wat in je is op de Zon.